Bron: Spellenlab
Het spel wordt in de doos gespeeld. In de doos zijn 6 verdelingen aangebracht waarop een afdekplaat met gaatjes wordt gelegd. Er zijn 5 gekleurde waterlelies waar de voerballetjes in gestopt kunnen worden, en één gat bij de stenen. De voerballetjes zijn het eten voor de vijf kikkers.
De spelers nemen voerballetjes in hun eigen kleur en dobbelen. De dobbelsteen vertelt bij welk kleur de voerballetjes terecht moeten komen. Maar opgepast: bij elke waterlelie mogen maar drie voerballetjes komen! Wie denkt dat op een bepaalde plaats al 3 voerballetjes liggen, gooit zijn voerballetjes bij de stenen.
Wanneer alle voerballetjes in het water zijn gegooid, wordt de afdekplaat van de doos gehaald.
Voor elk derde balletje in een rij krijgt de speler een kikkerkaart. Wanneer een speler een balletje als vierde in de rij heeft, dan krijgt hij voor deze ronde geen kikkerkaart.
Er worden 3 ronden gespeeld. De speler met de meeste kikkerkaarten na deze drie ronden, is de beste kikkervoeder.