Bron: Spellenlab
Het basisprincipe van dit geheugenspel kennen we reeds van “Krokodil onder mijn bed”. Reiner Knizia heeft deze versie wat meer vaart gegeven zodat het vlotter speelbaar wordt.
Vijf dubbelzijdige grote kaarten tonen aan elke zijde twee taferelen: in klas, op stap door het bos, in bed, aan zee, bij een vliegtuig, enz.
50 kleinere beeldkaarten tonen diverse leuke personages of voorwerpen (vogel, leeuw, brief, heks, spin,...).
Vooraf wordt afgesproken hoeveel kaarten in het spel komen. De stapel van b.v. 20 kaarten wordt goed gemengd en verdekt klaar gelegd. De vijf grote verhaalkaarten liggen op een rij in het midden van de tafel.
De speler aan beurt neemt de bovenste beeldkaart, toont die aan alle medespelers en legt die voorlopig open naast één van de 10 taferelen. Hierbij moet de speler nu een verhaaltje verzinnen waarbij de illustraties op beide kaarten een rol spelen. Hij zegt b.v. “Toen ik op reis op bergtocht ging zag ik een koe midden op ons pad staan. Mama durfde niet meer verder wandelen.” Vervolgens draait de speler het beeldkaartje om. Iedereen probeert nu te onthouden wat op dat kaartje getekend stond.
De volgende speler doet precies hetzelfde en legt zijn kaartje op een nog vrije plaats.
Na tien verhaaltjes wordt het spannend. De speler die nu aan de beurt komt, moet eerst een pion (de Spreekdas) op een tafereel naar keuze plaatsen. Een dobbelsteenworp bepaalt waar deze naar toe wandelt. Nu moet de speler vertellen welk personage of voorwerp op het daar verborgen kaartje getekend staat. Indien hij dit correct vertelt dan krijgt de speler dit kaartje en mag hij een nieuw kaartje van de stapel nemen, tonen, plaatsen, bijpassend verhaal verzinnen en omdraaien.
Bij een foute aanduiding wordt het beeldkaartje gewoon terug omgedraaid en komt de volgende speler aan de beurt.
Als de voorraad beeldkaarten opgebruikt is, kan vanzelfsprekend geen nieuwe beeldkaart in het spel gebracht worden. Hierdoor zullen er steeds meer grote illustraties zijn waarnaast geen verdekte beeldkaart meer ligt.
Je speelt verder totdat de Spreekdas op een illustratie stopt waar geen beeldkaart meer naast ligt. Hierdoor eindigt het spel. De speler met de meeste beeldkaarten wint.
De kwaliteit van de illustraties is heel goed. Zowel de taferelen als de kleinere beeldkaarten bevatten genoeg details om de fantasie te laten werken.
Observeren, vertellen, onthouden en een flinke dosis fantasie zijn de belangrijkste kenmerken van dit geheugenspel.
Dit spel motiveert om kleine verhaaltjes te verzinnen zodat kinderen niet alleen kunnen onthouden waar wat verborgen zit (de befaamde ezelsbruggetjes) maar dat ze er ook nog veel plezier aan beleven. Creatief omgaan met taal op jonge leeftijd bevordert de taalvaardigheden die later toch zo belangrijk zijn. Een andere – niet te onderschatten – vaardigheid ligt steeds op de loer: concentratie. Wie enkel zijn eigen verhalen belangrijk vindt, beklaagt zich dit op het moment dat hij een kaartje geplaatst door een andere speler moet raden.
Het spel kan zowel door jonge kinderen als tegelijk met wat oudere kinderen (die reeds een over een rijkere woordenschat beschikken) gespeeld worden. De begeleider bepaalt vooraf het aantal te spelen kaarten en heeft zo wat controle op tijdsduur en moeilijkheidsgraad.