Bron: Spellenlab
De 5 kaarten met een dino worden op één rij verdekt op tafel gelegd.
De routekaartjes worden ook als een paadje naast elkaar op tafel gelegd.
Iedere speler kiest een houten dinofiguur en zet die aan het begin van het paadje.
De zoekkaarten worden gemengd en op één verdekte stapel gelegd.
De eerste speler neemt een zoekkaart (daar staan twee of drie dino's op), deze moeten omgedraaid worden. Draai je een foute dino om, dan heb je pech. Het zoekkaartje wordt op de aflegstapel gelegd. Kan je alle juiste dino's omdraaien, dan mag je pion een stap verder op het pad.
Draait een speler een kaart om met pijlen, dan mogen er twee kaartjes met dino's van plaats verwisseld worden. Let dus goed op waar de dino's nu terecht komen.
Het spel is afgelopen als een speler zijn dino over de laatste voetafdruk heeft gezet.
Bij de moeilijkere variant kan er nog een blanco kaart tussen de 5 dino's gelegd worden. Als een speler die kaart omdraait, is de beurt onmiddellijk afgelopen.