Uit "Handelingen der Staten-Generaal Bijlagen 1951—1952" waarin het Nederlanderschap officiëel werd verleend:
Van de Poolse verzoekers Raber, genoemd in artikel 1, onder 10°., 11°.. 12°. en 13°., zijn Michal en Samuel in 1919 en 1913 geboren op gebied, dat na de eerste wereldoorlog Pools werd, terwijl Hermann en Max in 1923 en 1920 te Karlsruhe (Duitsland) werden geboren. Zij hebben zich in 1933 in ons land gevestigd en zich aangepast aan de Nederlandse zeden en gewoonten. Gedurende de oorlogsjaren moesten zij zich geruime tijd verborgen houden. Een door hun vader gestichte fabriek van lederwaren en textielproducten levert aan drie hunner genoegzame inkomsten op. Max Raber is werkzaam in een overeenkomstig bedrijf, dat ten dele aan zijn vrouw toebehoort. Ook hij heeft voldoende middelen van bestaan.Uit diverse krantenadvertenties waarin om personeel werd gevraagd (foto 4) blijkt dat de fabriek in 1947 werd opgestart, maar dat er al in 1952 om surseance van betaling werd verzocht. Eind 1952 werd het faillissement echter toch weer vernietigd. Daarna is van de firma Raber en Zonen geen verdere informatie meer te vinden.