Prof. Weiß-Was führt in die Welt der Zahlen 1995

Deze doos bevat drie eenvoudige rekenspellen gesitueerd rond het thema "schapen".
Het eerste spel leert 2 tot 4 kinderen vanaf 4 jaar tellen tot 10. Elke kind krijgt een wat grotere kaart waarop een man in een bed ligt te slapen. 52 kleinere kaarten worden verdekt verdeeld over de spelers. De jongste speler draait de bovenste kaart van zijn stapel om en legt deze in het midden van de tafel. Op elke kaart staan schapen getekend. Bij elk schaap staat een cijfer van 1 tot 9. De volgende speler draait ook de bovenste kaart van zijn stapel om en probeert die naast de reeds liggende kaart te plaatsen. Dit mag zolang de som van de cijfers op de naast elkaar liggende kaarten niet boven de 10 uitkomt. Liggen er b.v. reeds twee kaarten naast elkaar met de cijfers 4 en 5 dan mag de speler geen kaart met cijfer 3 hiernaast leggen. Deze kaart wordt dan de eerste van een nieuwe rij. Telkens een speler een kaart kan aanleggen in een rij waarvan de som van de cijfers exact 10 wordt, krijgt die speler een "Zzzz-kaartje" die hij op zijn eigen speelbordje mag leggen. De eerste speler die drie dergelijke kaartjes verzamelt, laat zijn man het eerst inslapen en wint de partij.
Bij de tweede variante worden eerst wat kaarten uitgesorteerd. Enkel de schapen met rode of blauwe cijfers blijven in het spel. De andere gaan terug in de doos. Twee kinderen vanaf 5 jaar verdelen een stapel grotere kaarten waarop telkens een hond en vier vakjes te zijn zien. De kaarten dragen de getallen 10 tot 19 in het blauw of rood. Maar deze aflegkaarten worden verdekt voor de spelers neergelegd (de ene krijgt de kaarten met blauwe getallen, de andere deze met het rode getal). Alle schapenkaarten liggen open op tafel. De oudste van beide draait zijn aflegkaart om. Hij probeert nu schapen in dezelfde kleur op de vrije vakken van zijn aflegkaart te plaatsen zodat de som van de schapen precies het doelgetal is dat op de grote kaart staat. Wie als eerste zijn zes aflegkaarten precies kan opvullen (beide spelers kiezen om beurt één kaart en plaatsen die op een eigen aflegkaart), wint het spel.
Bij de derde variante komen ook wolven in het spel. Op tafel worden alle schapen- en wolvenkaarten verdekt verspreid. Elk van de 2 tot 4 spelers vanaf 6 jaar krijgt een opdrachtkaart. Op deze kaart staan schapen van een bepaald kleur en een getal van 11 tot 19. Bij de start krijgt iedereen vier schapenkaarten die hij open voor zich neerlegt. Het is weinig waarschijnlijk dat een speler op dit moment toevallig vier kaarten met schapen in eenzelfde kleur bevat die dan nog eens als som het getal op hun opdrachtkaart hebben. Vandaar moet elke speler aan beurt proberen om zijn eigen schapenkaart om te ruilen tegen eentje uit de verdekte voorraad. Hij draait vier kaarten uit het midden om en mag naar hartelust ruilen met zijn eigen voorraad. Elke speler blijft dus steeds over vier kaarten beschikken en ruilt zolang totdat hij schapen in dezelfde kleur bezit waarvan de som overeenkomt met het doelgetal op zijn opdrachtkaart.
Wel oppassen: er zitten wolven tussen de schapen! Draait de speler een wolf om dan moet hij alle eigen kaarten verwisselen met de zopas vier omgedraaide kaarten. De bekomen wolf kan je dan in een latere beurt weer naar de tafelvoorraad brengen. Het spel eindigt zodra een speler zijn opdrachtkaart vervuld heeft. Er kan ook afgesproken worden om te spelen tot drie opgeloste opdrachtkaarten.
De drie spellen bekoren door hun eenvoud. Kinderen leren spontaan te tellen tot een bepaalde som. De kaartjes waarop de schapen getekend zijn, ogen leuk. Jammer genoeg staat er telkens maar één schaap op zodat de realiteitswaarde wat daalt. Een kaart met één schaap en cijfer 6 doet niet meteen aan zes schapen denken. Wie deze kaarten wat groter ontwerpt, zal een educatievere versie bezitten van dit spel.
De drie stijgende moeilijkheidsgraden bekoren. Jammer genoeg is dit spel helemaal uit circulatie. Het komt oorspronkelijk uit Nederland en werd door ons op de bekende vlooienmarkt in Essen gevonden.