Bron: Spellenlab
Ravensburger heeft vroeger al eens een spel op de markt gebracht met dezelfde titel (1998). Toen beviel ons het concept helemaal niet. Benieuwd dus hoe deze 'herkansing' aangepakt werd.
De doos bevat 40 vierkante kaarten in 4 kleuren. Elke kaart bevat aan de ene zijde het getal 1 t/m 10 en op de rugzijde evenveel wortels, bananen, vissen of appels. Vier pionnen staan voor een langwerpig speelbord. Het parcours bestaat uit drie stroken: rechts de getallen 1 tot 10, in het midden vakken voor de pionnen en links een aflegvak voor kaarten van een bepaalde kleur.
Nijntje en zijn vrienden (aap, ijsbeer en olifant) willen zo vlug mogelijk het parcours doorlopen tot het laatste vak 10. Hoe doen ze dat?
Bij aanvang van het spel liggen alle kaartjes rondom het speelbord met de etenszijde naar beneden. Bovenaan kan je dus een kleur en een getal zien. Wie aan de beurt komt, wil zijn pion een vakje hoger schuiven. Dat mag indien je de kaart vindt die past bij je pion. Een voorbeeld: je pion is een aap. Deze lust alleen bananen. Je staat op vak 6. Je wilt dus naar vak 7. Wel, op tafel liggen 4 kaarten met een 7 bovenop. Als je de kaart omdraait waar op de rugzijde 7 bananen getekend staan, heb je geluk. Je mag je pion een vak hoger verplaatsen en verder spelen totdat je het verkeerde eten omdraait.
Een goed geheugen is dus heel belangrijk. Als een medespeler een kaartje met verkeerd voedsel omdraait (de speler met de ijsbeer draait b.v. appels om), dan moet je goed onthouden waar die precies ligt.
Indien een correcte kaart wordt omgedraaid, wordt die meteen op het aflegvak van die strook op het speelbord gelegd (duidelijk te herkennen aan de kleuren).
Zo gaat het om beurt verder totdat iemand zijn pion als eerste naar strook 10 brengt.
Het spel bevalt duidelijk beter dan de vorige editie. Bij aanvang liggen alle 40 kaarten op tafel, maar gaandeweg verdwijnen die naar de aflegvakken op het speelbord. Het wordt dus eigenlijk steeds eenvoudiger om de volgende serie kaarten te vinden. Het enige waar kinderen moeten op letten is het gedrukte getal. Een 5 staat zowel rechts op het speelbord als op vier kaarten. De rugzijde van elke kaart '5' bevat steeds 5 wortels of 5 bananen of 5 vissen of 5 appels. Ik weet dus niet goed of kinderen hier echt leren 'tellen'. Ze gaan meer op zoek naar het juiste voedsel (via een geheugenconcept) op basis van een herkenbaar gedrukt getal. Als je echter rekening houdt met de beoogde startleeftijd (3 jaar), dan lijkt me dit concept wel haalbaar te zijn. Voor de erg jonge kinderen ondersteunen de kleuren van de kaarten ook heel goed. Als je pion naar vak 3 wil, dan moet je kijken naar groene kaarten met een duidelijk cijfer 3.
Alhoewel Nijntje nog steeds niet echt leert tellen, leert Nijntje hier wel getalbeelden herkenen en vergelijken.