Bron: Spellenlab
In de ‘lente’ krijgen de nog kale bomen hun bloemen en blaadjes. Wie als eerste zijn eigen boom zes bladeren en zes bloesems kan bezorgen, wint het spel. Om dit doel te bereiken, moeten de kinderen een soort behendigheidsproef doen: een werpschijf moet door de bovenste opening van een rechtopstaande ladder gegooid worden om in een put (houten ring op tafel) terecht te komen. Als dit lukt, dan krijgt het kind een blad of een bloesem voor de eigen boom.
Bij het spel ‘zomer’ vallen de bloemblaadjes op de grond. Uit dit vruchtbeginsel groeit later in de zomer het fruit. Wie het eerst z’n eigen vruchten over de juiste bomen verdeelt, wint het spel. Het kind aan de beurt dobbelt. Toont de dobbelsteen een bloem, dan mag het kind een bloesem van een willekeurige boom opzij leggen. Vertoont de dobbelsteen een vrucht dan mag de speler een vrucht uit de eigen voorraad op een boom leggen. Maar deze vrucht kan enkel geplaatst worden als er in die boom reeds eerder een bloesem werd weggedobbeld. De eerste vrucht in de boom bepaalt of deze een appel-, peren-, kersen- of pruimenboom is.
In de ‘herfst’ vallen de bladeren van de bomen en plukken de kinderen de vruchten. Wie de meeste vruchten kan plukken, wint deze variant. Om vruchten uit de boomgaard te kunnen plukken, moet er eerst een ladder tegen de boom geplaatst worden. Om het verloop nog spannender te maken, krijgt elk kind ook nog een geheime opdracht. Bij aanvang trekt iedereen blind een fruitkaartje dat ze moeten verborgen houden voor de anderen. Wie b.v. een appelkaart trekt, heeft er alle belang bij om zoveel mogelijk appels te plukken, want deze brengen voor dat kind meer op. Als de dobbelsteen een ladder toont, mag het kind één van de twee beschikbare ladders tegen een boom naar keuze plaatsen. Wie een hand dobbelt, mag een vrucht plukken uit een boom waar op dat moment een ladder tegenaan staat. Wordt een blad gedobbeld, dan dwarrelt door de wind een blad naar beneden. Dit wordt aan de kant gelegd. Zodra twee bomen geen bladeren meer hebben, eindigt het herfstspel. Iedereen telt nu zijn verzameld fruit. Elk stuk fruit dat overeenkomt met de eigen opdrachtkaart telt dubbel.
In het ‘winterspel’ proberen alle kinderen de wortels van hun eigen boom te bedekken met bladeren om deze te beschermen tegen de winterse koude. Wie het eerst zes bladeren kan plaatsen, wint het spel. De vier bomen worden in een kring geplaatst en tussen de bomen in worden stapeltjes met drie bladeren gelegd. Middenin ligt een boomklok (draaiwijzer). Wie aan de beurt komt, draait de wijzer in het rond. De pijl wijst naar een bepaalde stapel bladeren. Het kind neemt alle bladeren van deze hoop en verdeelt die naar links of naar rechts over de andere bladerhopen of bomen. Vanzelfsprekend probeert de speler hierbij er voor te zorgen dat zijn eigen boom bladeren ontvangt. Bladeren die op de wortels liggen van de bomen, kunnen niet meer weggenomen worden.
Elke van deze vier spellen kan zonder problemen apart gespeeld worden, maar het is vanzelfsprekend heel leuk om ze na elkaar door te spelen (als je kinderen tenminste zo lang aan tafel kunnen blijven zitten). De doos herbergt ontzettend veel materiaal en vraagt daarom toch wel wat begeleiding om elk spel voor te bereiden. Deze reeks simuleert op een schitterende manier de veranderingen die fruitbomen ondergaan doorheen de vier seizoenen. Dit spel heeft dus overduidelijk een educatieve meerwaarde.