Bron: Spellenlab
Toscana is een knap legspel voor twee spelers die hun kaartjes telkens zo proberen te leggen, dat bij het einde van het spel een zo groot mogelijk samenhangend oppervlak van de eigen kleur ontstaat. De ene speler probeert een zo groot mogelijk aansluitend vlak van daken te vormen, terwijl zijn tegenstander focust op de straten.
De te gebruiken kaarten zijn heel bijzonder (en ook heel fraai ontworpen). Elk kaartje bestaat uit 2x4 vakjes waarvan er slechts 6 de eigen kleur hebben; de andere twee vakjes hebben de kleur van de tegenstander. Wie dus een ‘dakkaartje’ plaatst, verandert ook de samenhang van de straten.
De spelers schudden hun eigen kaartjes en leggen ze in een stapel met de voorkant naar boven. De eigenlijke spelregels (legregels) zijn uiterst eenvoudig.
De speler die aan de beurt is, moet het bovenste kaartje van zijn stapel gebruiken. Het eerste kaartje dat gelegd wordt, moet het middenveld van het speelbord bedekken. Alle andere kaartjes moeten zo gelegd worden, dat minstens over de lengte van één vakje van het speelbord aan de eigen kleur van een al gelegd kaartje aangelegd wordt (het aanraken van hoekpunten telt niet).
Op die manier ontstaat een typische oude stad van het prachtige Toscana; een stad met een wirwar van straatjes en daken die steeds verder uitgebouwd wordt.
Gedurende het spel heeft elke speler éénmaal de mogelijkheid, zijn vetosteen te gebruiken indien b.v. het volgende kaartje van de tegenstander in de gegeven spelsituatie een te grote uitwerking zou hebben. Wanneer de vetosteen ingezet wordt, moet het betreffende kaartje onder de stapel gelegd worden en moet het daaropvolgende kaartje gespeeld worden.
Het spel eindigt als beide spelers niet meer conform de regels
kunnen leggen! Het kan dus gebeuren dat één van beide iets vroeger uitvalt. Dan tellen de spelers die kaartjes, die samen het grootste onderling verbonden oppervlak in hun eigen kleur vormen. Dan wint ofwel de speler die de daken geplaatst heeft ofwel de speler die zich concentreerde op de straten. Pas na twee partijen - elke speler moet eens de startspeler geweest zijn - wordt bepaald wie het spel uiteindelijk wint.
Toscana speelt heel vlot. De speler aan de beurt heeft steeds maar één kaartje in zijn hand. Daardoor verminderen op het eerste zicht zijn tactische mogelijkheden, maar dit komt dan weer het speeltempo ten goede. We hebben het spel eens zo uitgeprobeerd dat elke speler steeds over twee of drie kaartjes beschikt. Maar daardoor duurt een partij veel te lang (vooral voor de wachtende tegenspeler). Eén kaart om uit te kiezen volstaat ruimschoots. De legregels zijn de logica zelve.
De auteur heeft bovendien een eenvoudig systeem bedacht om op het einde van een partij de grootste oppervlakte te bepalen. Op elk vakje dat in aanmerking komt, wordt een schijfje geplaatst. Als beide spelers het eens zijn over de grootste oppervlakte aan daken en straten, worden de schijfjes geteld. Indien die schijfjes echter vervangen zouden worden door houten blokjes, wordt dit wegnemen veel eenvoudiger en nadert Toscana de perfectie.
Toscana mag er zijn (het echte Toscane trouwens ook...). Het verdient zijn plaats tussen de kortere tactische legspellen waarbij een zekere mate van ruimtelijk inzicht belangrijk is.