Racko 1976

Het doosje bevat 60 kaarten, genummerd van 1 tot 60. Afhankelijk van het spelersaantal wordt met 40 (2 spelers), 50 (3 spelers) of alle 60 kaarten (4 spelers) gespeeld. Elke speler krijgt een kaartenhouder en een toevallige reeks van (10) niet gerangschikte kaarten. In de loop van het spel worden deze kaarten voortdurend uitgewisseld: een speler neemt de bovenste openliggende kaart of de bovenste verdekte kaart van de stapel en plaatst deze in zijn rekje. De kaart die hij daarvoor moest wegnemen komt op de open stapel terecht. Wie uiteindelijk als eerste een oplopende reeks van tien kaarten kan opbouwen, wint een spelronde. De punten van de andere spelers hangen dan af van de grootte van hun kaartenreeks.
Bij twee spelers is er een bijkomende verplichting: in de reeks moeten ook nog minstens drie opeenvolgende kaarten aanwezig zijn.
Er worden verschillende rondes gespeeld totdat iemand een afgesproken aantal punten kon verzamelen.
Het boekje bevat ook enkele varianten... één voorbeeld: bij het opvullen van het statiefje mag elke speler elke nieuwe kaart onmiddellijk in een vakje naar keuze schuiven i.p.v. het volgen van de opgelegde opvulling van achter naar voor.
Een prachtig idee om te verwerken in een les getallenkennis!