Ballons 1998
Categorie:
Uitgever:
Auteur:
Land van oorsprong:
Beschikbare talen:
Herkomst:
aankoop VIVES
Bron:
Elke speler probeert zijn 5 opengelegde gekleurde ballonnen zo lang mogelijk te laten liggen. Actiekaarten zorgen ervoor dat één van jouw ballonnen stuk geprikt wordt. Wie houdt de meeste ballonnen over?
Omschrijving
Bron: Spellenlab
Elke deelnemer houdt (symbolisch) vijf gekleurde ballonnen in zijn hand. Wie er op het eind nog de meeste overhoudt, wint. ‘Meine fünf Ballons’ is een prima kleuterspel waar alles draait om kleuren. Wellicht is dit een van de meest eenvoudige kaartspellen van het moment. Jonge kinderen vanaf 3 jaar stappen met dit spelletje de boeiende wereld van de gezelschapsspellen binnen.
De 25 ballonkaarten (5 kaarten per kleur) worden geschud en zodanig verdeeld dat elke deelnemer er vijf open voor zich op tafel heeft liggen. Overblijvende kaarten worden niet gebruikt. Meestal zal iedereen wel één of meer identieke ballonkleuren bezitten, maar dit maakt voor het spel eigenlijk helemaal niets uit.
Vanaf nu draait elke speler bij zijn beurt de bovenste kaart van de centrale stapel kanskaarten om en voert - indien mogelijk - de aangeduide actie uit. Er zijn in totaal 6 verschillende actiekaarten. Bij vijf van deze mogelijkheden gaat een ballon verloren: de rode ballon wordt te hard opgeblazen en knalt stuk, de paarse ballon vliegt weg, de kat krabt de gele ballon stuk en de blauwe komt te dicht in de buurt van een roos. De groene ballon tenslotte wordt door een potlood stuk gemaakt. Bij het omdraaien van zo’n kaart kijkt het kind eerst na of het zelf een ballon van de aangeduide kleur bezit. Is dit zo, dan moet het die ballon omdraaien. Is dit niet zo, dan heeft de actiekaart geen effect. De laatste mogelijke actiekaart heeft een positieve impact. Daarop staat nl. mama afgebeeld en zij geeft je een nieuwe ballon. Het kind dat deze actie vindt, mag terug een verdekte ballonkaart openleggen.
Op deze manier gaan ballonnen verloren maar krijg je er af en toe wel eens eentje terug. Zodra iemand zijn laatste ballon verliest, is het spel afgelopen. Hij is de verliezer. De winnaar is de speler met nog de meeste ballonkaarten voor zijn neus.
De 25 ballonkaarten (5 kaarten per kleur) worden geschud en zodanig verdeeld dat elke deelnemer er vijf open voor zich op tafel heeft liggen. Overblijvende kaarten worden niet gebruikt. Meestal zal iedereen wel één of meer identieke ballonkleuren bezitten, maar dit maakt voor het spel eigenlijk helemaal niets uit.
Vanaf nu draait elke speler bij zijn beurt de bovenste kaart van de centrale stapel kanskaarten om en voert - indien mogelijk - de aangeduide actie uit. Er zijn in totaal 6 verschillende actiekaarten. Bij vijf van deze mogelijkheden gaat een ballon verloren: de rode ballon wordt te hard opgeblazen en knalt stuk, de paarse ballon vliegt weg, de kat krabt de gele ballon stuk en de blauwe komt te dicht in de buurt van een roos. De groene ballon tenslotte wordt door een potlood stuk gemaakt. Bij het omdraaien van zo’n kaart kijkt het kind eerst na of het zelf een ballon van de aangeduide kleur bezit. Is dit zo, dan moet het die ballon omdraaien. Is dit niet zo, dan heeft de actiekaart geen effect. De laatste mogelijke actiekaart heeft een positieve impact. Daarop staat nl. mama afgebeeld en zij geeft je een nieuwe ballon. Het kind dat deze actie vindt, mag terug een verdekte ballonkaart openleggen.
Op deze manier gaan ballonnen verloren maar krijg je er af en toe wel eens eentje terug. Zodra iemand zijn laatste ballon verliest, is het spel afgelopen. Hij is de verliezer. De winnaar is de speler met nog de meeste ballonkaarten voor zijn neus.
