Bron: Spellenlab
Vier kinderen gaan op stap en volgen een parcours langs en over straten. Dit parcours werd op een duidelijke, maar niet erg aantrekkelijke manier geïllustreerd. Om op stap te kunnen gaan, moeten de kinderen eerst verkeerssituaties goed inschatten. indien ze dat juist kunnen, mogen ze een aantal stappen vooruit (net zoveel als op de situatiekaart staat).
Alle spelers starten aan het begin van het spelbord dat uit drie delen bestaat en in elkaar geklikt wordt. Ze leggen eerst een weg af of het eerste bord en steken daarna de straat over naar het tweede bord,...
Een speler aan de beurt bekijkt een situatiekaart: dit is een kaart waarbij de ene kant een correct reageren op een situatie toont en de andere kant dezelfde situatie met een niet correct reageren. (Deze kaarten zijn uit iets te licht karton gemaakt en zullen hopelijk toch een eindje meegaan)
De speler aan de beurt zegt of de situatie goed of fout is en legt de fiche van de agent met het blije of boze gezicht naar boven. Daarna haalt hij de situatiekaart uit de kaarthouder en vergelijkt het gezicht van de agenten met elkaar. Zijn ze dezelfde? Dan mag de speler het aantal stapjes vooruit zoals op de situatiekaart staat aangeduid. Zijn ze verschillend van elkaar? Dan is de beurt van deze speler over en blijft hij staan. Soms gebeurt het dat een pion (een kartonnen kindje op een voetje) de straat moet oversteken. Dan kiest hij één van de zes verdekte straatkartjes uit. Toont deze straatkaart een goed over te steken straat, dan mag de speler naar de overkant gaan. Toont deze kaart een straat met veel auto's of een rood voetgangerslicht, dan wordt deze kaart teruggelegd en kan de speler niet verdergaan.
Spelers van 5 of 6 jaar zijn de ideale doelgroep voor dit spel. oudere spelers zullen geen moeite hebben met het inschatten van de situaties.
Zo gaat het spel steeds verder tot een speler op het plein aankomt waar een feest wordt georganiseerd. De eerste speler is de winnaar, maar is het natuurlijk belangrijk als alle spelers veilig aankomen.