Bron: Spellenlab
De doos bevat allerlei materiaal rond de bouwplaats: er zijn 5 kaartjes waarop werktuigen te zien zijn, 5 kaartjes met bouwmateriaal, en er zijn 6 kaartjes met kledij. In de doos vind je ook 3 houten voertuigen (betonmolen, graafkraan en pletwals) en een speciale kleurendobbelsteen (met geel, rood, oranje).
In het spelregelboekje zijn een aantal basisideeën opgenomen:
1 Kaartjes en voertuigen laten benoemen en beschrijven: wat is het? Waarvoor wordt het gebruikt?
Kinderen kunnen reeds zinnen verzinnen waarin één of meerdere woorden van de kaartjes in voor komen.
2 Uitzoeken: Sorteren van de kaarten en voorwerpen volgens de functie: bv. leg alle kledingstukken bij elkaar.
3 Een actiespel: Een tekst (enkele voorbeelden in het spelregelboekje) wordt voorgelezen. Wanneer de kinderen één van de woorden hoort die op een kaartje te zien is, of die voorgesteld wordt door een houten speelstuk, nemen ze zo snel mogelijk het kaartje of het speelstuk in handen. Wie op het einde de meeste kaartjes of voertuigen voor zich liggen heeft, is de winnaar.
4 Een memoryspel: Hiervoor moeten de kinderen de kaarten en de voertuigen reeds kennen. Er worden zes voertuigen en kaartjes op de tafel gelegd. De rest verdwijnt in de doos. Er wordt een verhaaltje voorgelezen waarbij de woorden van op de kaartjes en voertuigen voorkomen. Wanneer een woord wordt genoemd dat op de tafel ligt, gebeurt er niks. Wanneer een woord wordt genoemd van een voorwerp dat in de doos zit, roept één van de kinderen het woord en wordt gecontroleerd of het overeenkomstige kaartje/ voertuig in de doos zit. Is het juist, dan mag deze speler het kaartje behouden.
Wordt wat later een woord genoemd van een kaartje dat al bij een andere speler ligt, dan roepen de andere spelers: 'Dat is al weg!'. Wie op het einde van het spel de meeste kaarten en voertuigen verzameld heeft, is de winnaar.
Verdere spelideeën:
1 Door elkaar op de bouwplaats! Alles op de bouwplaats werd 's nachts door elkaar gehaald door de wind. Wie kan helpen orde te scheppen?
De kaarten worden gesorteerd naar bouwmaterialen, werktuigen, en kledingstukken. Per groep worden ze op een stapeltje verdekt op tafel gelegd. Bij elke stapel wordt een voertuig geplaatst. In dit spel wordt gedobbeld met de kleurendobbelsteen.
Er kan geel, oranje of rood gedobbeld worden. Dit zijn de kleuren van de voertuigen. Wordt bv. oranje gedobbeld, dan bekijkt de speler het stapeltje waar het oranje voertuig bij staat. Dit kunnen bv. de kledingstukken zijn. Hij raadt welk kledingstuk de bovenste kaart is. De achterzijde van de kaart kan hem daarbij helpen, want daarop staan alle kledingstukken afgebeeld. In het begin is het vooral raden, maar laten wordt ook het geheugen aangesproken: Welke kaarten zijn al weg? Welke kaart lag ook alweer bovenaan de stapel?
Kaarten die juist geraden werden, worden voor de speler neergelegd.
Wie op het einde van het spel de meeste kaarten heeft verzameld, is de winnaar van dit spel.
2 Wat kan je ermee doen?
Alle uitrustingskaartjes worden open op de tafel gelegd.
De eerste speler neemt een kaartje in gedachten. Hij vertelt wat er met dit materiaal gedaan kan worden. De andere spelers raden over welke afbeelding het hier gaat.
Een groot aanbod aan activiteiten dus, die de woordenschat omtrent 'de bouwplaats' uitbreiden.