Bron: Spellenlab
Een lawaaierige, ronddraaiende pinguïn strooit kleine kaartjes rond op tafel, of beter gezegd: de hele kamer rond. Na twaalf kaarten met allerlei afbeeldingen te hebben rondgestrooid, stopt de pinguïn en laat hij een rood of groen lichtje branden. Dit is het teken voor de spelers om aan de opdrachten te beginnen.
Een speler neemt een opdrachtkaart en leest voor wat iedereen moet zoeken (de groene of rode opdracht, naargelang het lichtje van de pinguïn). De spelers zoeken een afbeelding die aan de omschrijving van de opdrachtkaart voldoet. Kan iemand die vinden, dan roept hij heel luid 'Pictureka!'. Keuren de andere spelers de afbeelding goed, dan mag de speler de plaatjeskaart houden. De spelers zoeken nog verder naar andere afbeeldingen die voldoen aan de opdracht.
Verandert de kleur van het lichtje (dit wordt ook aangegeven door een gek lawaai van de pinguïn), dan zoeken de spelers een andere opdracht. Dit gaat zo verder tot de pinguïn weer kaartjes gaat rondstrooien.
Het spel eindigt wanneer de pinguïn een wind laat (echt waar...) of wanneer er geen plaatjeskaartjes meer zijn. De winnaar van dit spel zal de persoon zijn die snel is, maar ook hele goede ogen heeft. Wie op het einde van het spel de meeste plaatjeskaarten heeft verzameld, is de winnaar van dit spel.