Bron: Spellenlab
Bij dobbeldoggen hebben alle spelers een dobbelsteen. De pionnen starten op het ronde spelbord op gelijke afstand. Alle spelers dobbelen tergelijkertijd. Dobbelt de speler een schaap, dan zeg je Bééé en blijft de hond staan. Dobbelt de speler een hond, dan mag de hond vooruit. Dobbelt de speler een pijl, dan moet de speler rond de tafel lopen. Zo gebeurt het dat sommige honden elkaar inhalen. De hond die de vorige inhaalt, is de winnaar van de ronde en krijgt een schapenfiche.
Dit spel is een echt dobbelspel, waarbij je geluk moet hebben. Wie snel reageert, loopt snel een rondje rond de tafel en kan deelnemen aan de volgende ronde dobbelen.
Wie drie fiches kan verzamelen, is de winnaar van het spel.
Spelers hebben erg weinig inbreng in het spel en er zijn ook geen 'straffen' voor spelers die een verkeerde opdracht uitvoeren. Het komt dus gewoon neer op dobbelen en vooruit gaan.