Bron: Spellenlab
Ravensburger bracht in 1974 voor het eerste zijn top rekenspel “Trio” uit. Alle studenten en leerkrachten wiskunde die in ons studiecentrum ooit op wiskundebezoek kwamen, kennen en gebruiken dit spel reeds jaren in de klas.
Groot was onze verbazing toen we dit kleine vervolgdoosje ontdekten in een winkeltje in Oostenrijk. In deze lichte variant wordt een dubbelzijdig speelbordje gebruikt. De ene zijde toont een raster van 3x3 vakjes met de cijfers 1-9. De rugzijde toont een 4x4 raster met de getallen 1-16. Drie dobbelstenen en twee sets bingoschijven liggen voor de spelers klaar.
In beide varianten moeten de spelers dobbelen, rekenen en de uitkomst op het speelbordje bedekken met een eigen schijfje. Wie het eerste drie schijven op een rij krijgt, wint het spel.
Wie de zijde 1-9 gebruikt, dobbelt met twee dobbelstenen en maakt een optelling of aftrekking. De bijbehorende uitkomst wordt met een eigen schijfje afgedekt. Wie geen schijfje kan plaatsen (omdat de uitkomst reeds bedekt is of omdat b.v. een 6-6 gedobbeld werd), mag één van beide dobbelstenen uitkiezen. Lukt dit ook niet dan moet de speler een beurt overslaan.
Wordt de 1-16 zijde gebruikt dan worden drie dobbelstenen gegooid. Hiermee mogen alle bewerkingen (+,-,x,:) in een volgorde naar keuze gevormd worden. Het resultaat van deze bewerking wordt ook afgedekt. Lukt het niet dan mag de speler proberen om met twee van de drie dobbelstenen een bewerking naar keuze te maken om een interessant doelgetal te bekomen.
Bij beide moeilijkheidsgraden proberen de spelers zo creatief mogelijk een doelgetal te berekenen om zo vlug mogelijk drie eigen schijven op een rij te bekomen. Soms kan het gebeuren dat geen enkele speler hierin slaagt. In dat geval wint de speler die de meeste schijven kan plaatsen op het moment dat alle beschikbare getallen bedekt zijn.
Verrassend eenvoudig, uitdagend en aanpasbaar wat moeilijkheidsgraad betreft; wat moet je nog meer hebben? Een Nederlandstalige editie zou zeer welkom zijn...