Bron: Spellenlab
Een speelplan met 4 vakken, 2 hoger - 2 lager, ligt in het midden van de tafel. Het doosje bevat 100 kaarten met laagste waarde 1 en hoogste waarde 25.
De kaarten worden gelijkmatig verdeeld over de spelers. Elke speler draait de bovenste kaart open (deze vormt de eerste kaart van zijn eigen open aflegstapel). Daarna neemt hij de volgende 4 kaarten van zijn eigen verdekte stapel in de hand.
Doel: De eerste speler die zijn kaarten kan uitspelen, wint.
Op het speelbord moet er op de vakken 'aufwärts' gestart worden met kaart 1. Op de vakken 'abwärts' met kaart 25. Een speler aan de beurt kan op verschillende plaatsen kaarten uitspelen en dit op verschillende manieren: eigen handkaarten uitspelen of kaarten van de eigen aflegstapel op het centrale speelbord leggen, of op de aflegstapels van de medespelers of zelfs op de eigen aflegstapel.
Een voorbeeldje: bij 'aufwärts' leg je een 7 op een 6 en bij 'abwärts' leg je een 5 op een 6. Je mag verder spelen tot je niet meer kan leggen. Kan je nergens een kaart uitspelen dan leg je een niet passende kaart op je eigen aflegstapel en komt de volgende speler aan de beurt.
Wie als eerste alle eigen kaarten (handvoorraad, eigen aflegstapel en voorraadstapel) kan uitspelen, wint het spel.
En hier schuilt juist het probleem. Bij onze eerste test bleek het niet mogelijk om alle eigen kaarten volgens dit beschreven systeem uit te spelen. Er hapert duidelijk iets aan deze spelregels. De auteur heeft de succesformule van Ligretto (en aanverwanten) willen gebruiken, maar heeft waarschijnlijk onvoldoende testpartijen gespeeld. Wie deze spelregels creatief kan aanpassen, zal toch nog plezier beleven.