Bron: Spellenlab
Het spelprincipe van Taboe is bekend: omschrijf woorden zonder de meest logische associaties met dat woord te vermelden.
Twee teams nemen het tegen elkaar op. Als team A aan de beurt komt, sturen ze speler van hun team naar team B. Daar krijgt deze speler een stapeltje kaarten in de hand. Er is keuze tussen 4 kleuren. Welke kleur hangt af van de kleur waarop de pion van het team op dat moment staat.
De speler krijgt ongeveer een minuut de tijd (zandloper) om zoveel mogelijk woorden op de verschillende kaartje te laten raden door zijn teamgenoten. Staat er b.v. ‘jeans’ op de kaart en ‘broek’ en ‘stof’ als taboewoorden dan mag de speler van team A geen enkele aanwijzing geven waarin die drie woorden voorkomen. Slaagt iemand van zijn team te raden waarover hij het heeft, dan scoort die kaart een punt en mag de speler binnen de beschikbare tijd nog een nieuw woord proberen te omschrijven.
Hoe de speler dit aanpakt, laten de spelregels aan zijn fantasie en creativiteit van de speler over. Wil hij het woord doen raden met behulp van woordjes (meestal blauw, geen short, niet voor een feest,...) dan kan dit. Kan de speler een omschrijving d.m.v. zinnen geven, zoveel te beter (het is een meestal blauw kledingstuk dat vroeger vooral door de cowboys werd gedragen...). In ieder geval de spelers van team B controleren of de speler geen taboewoord gebruikt en/of de tijd niet overschrijdt. Een leuke pieper staat hen ter beschikking om overtredingen aan te geven.
Elk woord dat door zijn team goed geraden werd, scoort een punt. Deze punten geven aan hoeveel velden de pion van team A vooruit mag.
Het team dat als eerste het doelveld bereikt (19 vakjes verder), wint dit taalspel.
Dit is de eerste keer dat er een juniorversie van Taboe in het Nederlands verschijnt. In het Frans, Duits en Engels bestonden die reeds langer. Merkwaardig genoeg bevatten die versies telkens drie taboewoorden op elke kaart. Door nu slechts twee taboewoorden te gebruiken, wordt het spel een flink stuk eenvoudiger. Het gebruik van vier kleuren en vier thema’s maakt het spel ook wat overzichtelijker. Groen staat voor huis (dekbed, behang, zeep, vaatdoek,...), blauw voor school (toetsenbord, aardrijkskunde, bibliotheek, lijm,...), oranje voor dieren (poes, papegaai, vos, insect,...) en rood staat voor kledij (schort, piercing, beugel, pantoffels,...).
Het spel laat zich vlot uitleggen, je merkt als ouder (of als leerkracht) over hoeveel creativiteit je kinderen beschikken en de sfeer geeft je zin om actief mee te spelen. Het feit dat alle teamgenoten kriskras door elkaar mogen roepen en dat verkeerd geraden woorden geen strafpunten opleveren, verhoogt de gezelligheid (misschien moet je je buren wel vooraf verwittigen...).
Wie graag met taal omgaat of iets zoekt om een kinderfeestje mee op te vrolijken, zal met genoegen de kinderen zien spelen.
Ook in de klas moet dit spel zijn plaats krijgen. Woordverklaring, creativiteit, verbale communicatie, wat moet je nog meer hebben?