Bron: Spellenlab
De ondertitel op deze doos verklaart heel wat over het doel van dit spel: ‘ik heb het laatste woord’. Want daar draait het om. 12 ronden na elkaar moeten de spelers tegen elkaar letters opbieden. Bij de start van elke ronde wordt een voorschriftkaart getrokken. Deze geeft specifieke opdrachten of verbodsbepalingen die voor de woorden van deze ronde gelden. Zo kan iedereen verplicht worden om de letter ‘N’ te gebruiken of wordt de letter ‘K’ juist niet toegelaten; het gezochte woord moet een dubbele klinker bevatten of mag geen het-woord zijn; soms tellen alle medeklinkers dubbel of moet het woord uit minstens x letters bestaan; enz.
Als iedereen het voorschrift begrijpt, start de eerste speler door een glazen steentje in een lettervakje op het speelbord te plaatsen. Hiermee geeft de speler aan dat hij een woord in gedachten heeft dat zeker deze letter bevat. De volgende speler legt een steentje bij. Hij moet nu aan een woord denken dat de twee aangeduide letters op het speelbord bevat (dus ook die van de vorige spelers). Elke volgende speler plaatst een steentje bij of past (waardoor de speler niet meer aan de lopende ronde deelneemt, geen punten kan scoren maar ook geen strafpunten kan ontvangen bij eventuele fouten). Vanzelfsprekend mag elke speler tijdens de ronde veranderen van woord. Dat kan ook bijna niet anders omdat elke speler steeds een volgende letter aangeeft en elke aangeduide letter verplicht in het woord moet voorkomen. Uiteindelijk wordt de opdracht zo moeilijk dat er slechts één speler meer overblijft die nog een woord kent dat aan het voorschrift voldoet en alle letters die op het speelbord liggen, bevat. Als zijn woord correct is, scoort hij evenveel punten als het aantal letters waaruit zijn woord bestaat. Als hij een fout gemaakt heeft (tegen het voorschrift of door de spelling of hij was aan het bluffen...) krijgt hij evenveel minpunten als er glazen steentjes op het speelbord liggen. De punten worden genoteerd en de volgende van de 12 te spelen ronden start. Wie dan de meeste punten achter zijn naam heeft staan, wint dit compositiespel.
Het mechanisme in dit spel doet ons wat denken aan Rätselturm dat in 1992 bij FX Schmid verscheen. Bij dat spel krijgen de letters een kleur en moeten de spelers om beurt een volgende gekleurde schijf op een toren plaatsen. Jean Fin heeft in Composio het systeem sterk vereenvoudigd door elke speler duidelijk om beurt één volgende letter te doen aangeven i.p.v. een reeks mogelijke letters. Bovendien speelt de volgorde van de aangegeven letters geen rol, ze moeten enkel in het verzonnen woord voorkomen. Je kan je afvragen of het speelbord hier eigenlijk nodig was. De spelers konden evengoed elke volgende letter op een papiertje noteren. Maar blijkbaar ontzag de uitgever zich niet en ontwierp een heel groot dik spelbord waarin putjes voorkomen waarin de glazen steentjes (die we van o.a. Pente kennen) passen. Het invoeren van voorschriften, maakt het spel nog dynamischer maar daardoor ook wat moeilijker.
Het grote probleem bij dergelijke spellen blijft de toelaatbaarheid van bepaalde woorden. Tijdens onze testronden maakten de spelers enorm lange samengestelde woorden (zoals zeehavenpatrouillevoertuig) waardoor de onvermijdelijke discussies op gang komen van ‘mag dit wel?’. Het antwoord staat niet erg duidelijk in de spelregels en is dus voor interpretatie vatbaar. Vooraf afspreken dat de woorden b.v. in een standaard woordenboek moeten voorkomen, lost veel irritatie en ontgoocheling op.
Composio bevat een nieuw spelelement binnen de wereld van de taalspellen en verdient om eens uitgeprobeerd te worden. Jammer van de hoge aankoopprijs.