Bron: Spellenlab
Is het eigenlijk nodig om dit spel voor te stellen? Indien, meer dan 60 jaar na zijn verschijning (1935), zijn succes nog steeds niet vermindert, dan kan het bijna niet anders of dit spel is, binnen zijn genre, bijna perfect.
De ontstaansgeschiedenis van Monopoly is onafscheidbaar verbonden met die van de werkloze ingenieur Charles Darrow uit Germantown, Pennsylvania. Hij deponeerde een patent in 1933 en werd multimiljonair dank zij dit idee. Maar de echte geboortedatum situeert zich eerder naar het einde van 1800, toen eigendomspellen populair werden. Monopoly heeft opvallende gelijkenissen met “The Landlord’s game”, een spel waar Elizabeth Magie 30 jaar eerder een patent voor kreeg. Mevrouw Magie heeft haar spel nooit commercieel uitgebaat. Maar het kende wel een groeiende populariteit door de vele handgemaakte kopieën voor vrienden en kennissen.
Tegen de tijd dat Charles Darrow het spel “The Landlord’s Game” speelde begin 1930, evolueerde het spel van een eerder eenvoudig concept waar huur moest betaald worden door te landen op eigendom van medespelers tot het spel dat nog steeds vandaag zo’n succes kent door een aantal elementen die er aan toegevoegd werden: namen voor de individuele eigendommen, het idee om groepen eigendommen te verzamelen, het oprichten van huizen en hotels om nog meer huur te innen en de introductie van de kaarten “algemeen fonds” en “kans”.
De belangrijkste invloed die Monopoly zo’n succes bracht had echter niets te maken met de spelregels, maar wel met de geest waarin het gespeeld werd. Monopoly groeide uit tot het spel rond aankoop en competitie. Een heel belangrijke uitlaatklep voor mensen, die tijdens de grote depressie, even wilden ontsnappen aan de harde dagelijkse realiteit.
Magie ontwikkelde haar spel om duidelijk te maken hoe gewetenloze eigenaars torenhoge huur aanrekenden. Zij wou het kapitalistisch systeem duidelijk in zijn hemd zetten. Het is daarom bijzonder ironisch dat Monopoly uitgroeide tot het één van de grootste symbolen van het kapitalisme met spelers die eigendommen proberen te verwerven om steenrijk te worden ten koste van de andere (want die moeten bankroet gaan...). Daarom b.v. heeft Fidel Castro Monopoly verbannen uit Cuba en alle bestaande dozen in beslag genomen. Vandaag is het nog steeds taboe in Cuba, China en Noord Korea.
In Monopoly wordt onroerend goed zo gunstig mogelijk aangekocht, gehuurd en verkocht, zodat het persoonlijk fortuin van de spelers toeneemt. De spelers beginnen bij “Start” en verplaatsen hun pion volgens het resultaat van een worp met twee dobbelstenen. Eindigt de pion op een stuk grond dat nog niet verkocht is, kan de speler het van de bank kopen. Als de speler het niet wenst (kan) aan te kopen, verkoopt de bank het aan de hoogste bieder. Spelers die grond bezitten, ontvangen huur van andere spelers die er met hun pion op terechtkomen. De huur wordt steeds hoger naarmate er meer huizen en hotels gebouwd worden. Hoe meer huizen je dus bezit, hoe groter je inkomsten worden. Maar je kan enkel bouwen als je de volledige straat (kleur) bezit. Vandaar de term “monopoly”.
Om aan extra geld te komen, kunnen straten worden gehypothekeerd bij de bank. Kanskaarten als “Algemeen Fonds” maken het spelverloop nog spannender en zorgen soms voor één van de beroemdste aanwijzingen uit de spellenwereld: “Ga naar de gevangenis”. Wie als enige niet failliete speler overblijft, wint dit spel.