Bron: Spellenlab
Twee dikke kartonnen speelborden tonen een golfbaan met 18 holes. Om de bal op de green te putten is er effectief een gaatje aanwezig.
Voor het afslaan gooit iedere speler met een gekleurde dobbelsteen waarmee hij aangeeft welke ideale lijn hij zal volgen om zijn bal in zo weinig mogelijk slagen te putten. Deze gekleurde lijnen staan afgebeeld op elke hole.
Vervolgens kiest men "een golfstok" en gooit men de betreffende dobbelsteen. Men heeft de keuze uit 13 stokken (13 zeszijdige dobbelstenen). Men verplaatst de bal (een genummerd ijzeren balletje dat iets afgevlakt is) de afstand aangegeven op de dobbelsteen.
Komt de bal op de green dan mag men de bal proberen te putten met een klein metalen golfstokje.
Elke dobbelsteen (golfstok) heeft een blanco zijde, dit betekent dat men een gat in de lucht slaat. Daar elke poging als slag telt, kan dit missen erg aandikken in het aantal pogingen om de bal te putten. In het echt komen zo’n missers enkel voor in moeilijke situaties zoals het slaan uit een bunker of rough (struikgewas). Daarom was het beter geweest enkel op de golfstokken die hiervoor gebruikt mogen worden de blanco zijde te introduceren.
In de spelregels vindt men verder uitleg over golfuitdrukkingen.
Hole in one is het beste wat men bij het golven kan bereiken. De bal gaat met één slag direct in de hole. Ben je toevallig in het clubhuis dan geniet je van de champagne, verplicht betaald door de gelukkige speler.