Bron: Spellenlab
50 grote kaarten tonen twee of drie soorten fruit in verschillende aantallen (1 tot 5). Elke speler krijgt zes kaarten en de rest van de stapel ligt verdekt klaar naast het speelbord. Van deze stapel wordt de bovenste omgedraaid. De speler aan beurt probeert nu een eigen kaart aan de al open liggende kaart te leggen op voorwaarde dat er tenminste één soort fruit gelijk is én er op de kaart die men aanlegt meer vruchten voorkomen dan op de kaart waaraan men aansluit. Aan een kaart met b.v. 3 aardbeien en 4 appels kan een kaart worden aangelegd waarop 4 of 5 aardbeien of 5 appels staan. Wie een passende kaart heeft, legt die aan. Anders moet hij er eentje van de stapel nemen en komt de volgende aan de beurt. Zodra iemand geen kaarten meer in zijn hand heeft, eindigt het spel en wint die speler.
Het spelregelboekje voorziet ook enkele variaties. Normaal gezien worden de kaarten slecht aan één kant aangebouwd. Je kan ook toelaten dat aan beide zijden mag gelegd worden. Een moeilijkere variatie is die waarbij de aan te leggen kaart precies één vrucht meer moet hebben. Je kan ook toelaten om een kaart met één stuk fruit minder te mogen aanleggen.
Dit spel vraagt een grote concentratie van de jonge spelers. Niet erg, want het systeem functioneert zeer goed. De tekeningen zijn duidelijk, de kaarten groot genoeg en er zijn heel veel combinatiemogelijkheden (zelfs op kaarten met vijf stukken fruit). Prima idee en zeer goed bruikbaar in de klas.