Bron: Spellenlab
24 plaatjes worden in drie stapels gesorteerd: beren, ballen en kleurpotloden. Deze kaarten proberen de spelers te verdienen door te voorspellen welke tekening onder de 9 ronde plaatjes zitten.
De 9 schijven worden in een willekeurige volgorde in een kring gelegd. De rugzijde van deze schijven toont drie keer een beer, bal of kleurpotlood. Een toverhoed wordt op een willekeurige schijf geplaatst. Wie aan de beurt komt, gooit de speciale dobbelsteen. Bij een 1, 2 of 3 wordt de toverhoed evenveel plaatsen verzet. Als de dobbelsteen een hoed toont, mag de speler kiezen hoeveel plaatsen hij die hoed wil opschuiven. Bij een dubbele cirkel moeten twee schijven uit het parcours verwisseld worden van plaats.
Als de hoed uiteindelijk verplaatst werd, moet de speler nu voorspellen welk symbool onder die schijf getekend is. Dan mag hij de schijf omdraaien zodat iedereen kan meekijken. Als de speler goed heeft geraden, krijgt hij het symbool uit één van de drie stapels in het midden. Als hij echter verkeerd heeft geraden, dan krijgt hij niets en komt de volgende speler aan de beurt.
Het spel eindigt zodra één van de drie stapels met te winnen speelgoed op is. Wie nu de meeste plaatjes in zijn bezit heeft, wint het spel.
Kleuters vanaf 4 jaar kunnen dit leuk geheugenspel uitproberen. Het spel kent genoeg variatie om niet als een klassiek geheugenspel over te komen. De tekeningen zijn duidelijk en de 9 centrale schijven zijn goed ontwikkeld: elk van de drie te raden figuren (bal, beer of potlood) is met de zichtbare zijde nog eens in drie verschillende kleuren opgesteld, zodat kleuters zich veel beter kunnen oriënteren waar welk speelgoed verstopt zit.
Het spelregelboekje bevat ook nog een spelvariant waarbij twee gele sterren in het spel komen. Wie met de toverhoed op zo’n ster terecht komt en verkeerd raadt, moet er reeds verdiend plaatje speelgoed teruggeven.