Bron: Spellenlab
Twee lange speelborden worden tegen elkaar op tafel gelegd. Je herkent een weg doorheen een jungle. Elke speler beschikt over zijn eigen gekleurde dobbelsteen waarop vier dieren staan (en dan nog twee blanco zijden). Er is een witte dobbelsteen die de motor vormt voor het spel. Deze witte dobbelsteen toont zes dieren. De vier dieren die de kinderen ook bezitten zijn de aap, de papegaai, de olifant en de krokodil. Deze dieren bewegen zich doorheen de jungle. Maar elk dier heeft zijn eigen vakjes waar het naartoe kan gaan: de aap slingert door de bomen, de papegaai vliegt door de lucht, de olifant wandelt naar de savanne en de krokodil zwelt liever in het water. Als je goed naar het speelbord kijkt, herken je deze velden.
Voordat het spel begint, worden eerst 21 vruchten op verschillende vakken van de jungle geplaatst. Deze kaartjes zijn vierkantig en bedekken het veld veel te veel. je kan niet meer duidelijk herkennen op welk soort veld die vruchten nu liggen. Indien dit ronde schijfjes waren, won het spel aan overzichtelijkheid. Deze 21 vruchten zijn belangrijk. Wie het meest van die kaarten verzamelt, wint immers het spel.
Wie aan de beurt komt, dobbelt met de witte dobbelsteen. Gooi ik b.v. een aap, dan mag ik mijn gekleurde dobbelsteen draaien zodat de aap bovenop ligt en vervolgens kijken of deze aap naar een aangrenzend vakje kan verschoven worden. Dat vak moet een boom zijn en dan nog liefst een boom waar een vrucht ligt! Zo wordt telkens de witte dobbelsteen gegooid en functioneren de andere dobbelstenen als pionnen. De witte dobbelsteen bevat nog twee andere dieren. Als je de leeuw dobbelt, moet je je verstoppen (beurt overslaan) terwijl de muis je verder op weg helpt (je mag nog eens spelen).
Je speelt net zolang door totdat alle spelers voorbij de finish zijn. Wie hier als eerste komt, krijgt twee vruchten als beloning. De tweede krijgt er nog eentje. Als iedereen aangekomen is, wint de speler die de meeste vruchten kon verzamelen.
Het spel heeft iets. Maar er kon nog een beetje aan gesleuteld worden. Het voelt niet zo leuk aan om op een vak te staan waar b.v. geen bos aan grenst. Kinderen raken hierdoor vlugger ontmoedigd en vragen niet meer achteraf om dit spel nog eens te spelen. Het idee van de dobbelsteen die als pion dient is dan wel knap.