Bron: Spellenlab
Een heel eenvoudig blufspel voor de allerkleinsten. Iedereen krijgt een aantal kaarten. Je trekt ongezien een kaart van je buur. Als je een dubbele kaart hebt, mag je die uitspelen. Eén van de kaarten is Zwarte Piet. Wie deze kaart bezit als alle dubbels gespeeld zijn, verliest.
Het spel bestaat uit 31 kaarten: 15 verschillende kaarten (elk twee keer) en één Zwarte Piet. Alle kaarten worden door de gever geschud en onder de spelers verdeeld. Als er kaarten overblijven, dan krijgen degenen die links van de gever zitten, ieder een extra kaart. De spelers bekijken nu hun voorraad. Als iemand nu reeds een dubbel heeft, dan legt hij deze kaarten open voor zich neer op tafel. Daarna laat de gever zijn linkerbuurman ongezien één van zijn kaarten trekken. Trekt deze een kaart, die hij al heeft, dan legt hij deze ‘dubbel’ ook open op tafel. Trekt hij een kaart, die hij nog niet heeft, dan stopt hij de getrokken kaart tussen zijn andere handkaarten en laat hij vervolgens zijn linker buurman bij hem een kaart trekken.
Op deze wijze wordt doorgespeeld totdat alle kaarten op tafel liggen. Eén speler blijft nu met de Zwarte Piet zitten.
Sommige spelregels suggereren nu om die speler een zwarte streep op zijn voorhoofd te tekenen (met b.v. een gebrande kurk).