Bron: Spellenlab
Het uitgangspunt bij dit spel is dat werkplezier samenhangt met de redenen waarom je werkt (je werkmotieven) en het gedrag van jezelf en anderen. Het spel bestaat uit 170 kaarten, verdeeld over drie groepen:
1. Werkmotieven.
Bij deze redenen om te werken kun je onderscheid maken tussen
twee groepen: algemene (wat is je motivatie om te werken?) en specifieke werkmotieven (wat waardeer je in je huidige werksituatie?).
Voorbeelden van algemene werkmotieven zijn: je nuttig voelen, regelmaat in je leven hebben of in je levensonderhoud voorzien.
Bij specifieke werkmotieven kun je denken aan een goede sfeer, een inspirerende leidinggevende of persoonlijke aandacht en begeleiding.
2. Prettig gedrag.
De centrale vraag is: Wat kun jij doen om je eigen werkplezier en dat
van anderen te vergroten? Hierbij kun je onderscheid maken tussen gedrag dat temaken heeft met jezelf en je werk(plek), bijvoorbeeld 'je richten op de positieve kantvan een situatie' of 'je werkplek regelmatig
pruimen', en gedrag dat te maken heeft met anderen, bijvoorbeeld 'interesse tonen in elkaar' of 'positieve werkervaringen met collega’s delen'.
3. Onprettig gedrag.
Bij deze categorie gaat het om de vraag: Welk gedrag van anderen of mezelf beïnvloedt mijn werkplezier en/of dat van anderen op een negatieve manier? Voorbeelden daarvan zijn: klagen, te hoge eisen stellen of vervelende opmerkingen maken.