Bron: Spellenlab
Vier grote speelborden worden naast elkaar gelegd. Op de berg worden de schapen, hond en het herderinnetje geplaatst. Daarnaast komt het platteland, vervolgens een driedimensionale brug (plank op 10 houten pijlers) en tenslotte een veld met de grote schaapskooi.
Elke speler dobbelt om beurt en verplaatst een pion van het opgegeven landschap naar het volgende of verwijdert een pijler van de brug met behulp van een houten stokje (1 op de 6 dobbelworpen).
Hierdoor verplaatst de kudde schapen zich één voor één richting stal. Hierbij moet de herderin steeds als eerste en de hond steeds als laatste bewegen.
Als de brug instort voordat alle pionnen in de stal geraakt zijn, verliezen alle spelers. In het andere geval winnen alle spelers.
Spelers ervaren een sterk gevoel van "samen zijn" in dit spel. Ze kunnen in dit coöperatieve spel enkele eigen keuzes maken om het spelverloop te beïnvloeden.