Bron: Spellenlab
Wie als eerste met één van zijn vijf (genummerde) stenen boven op de
magische heuvel geraakt, wint. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan
gedaan. Het speelbord wordt gevormd door een vierkante 3D-heuvel met vijf niveaus. Op elk van de vier hoeken is een dorpje aanwezig van waaruit de spelers hun
pionnen in het spel brengen. Op elk van de loopniveaus zijn verschillen
magische velden getekend waarop een of ander (verdekt liggend) schijfje verwijst naar een bijbehorende actie. Her en der liggen tenslotte ook nog mooie toverstenen. Deze geven later in het spel het recht om te spelen met een grotere handvoorraad. Elke speler begint nl. met drie kaarten en dit kan dit uitbreiden tot vijf. Deze kaarten vormen de motor van dit renspel. Bij elke beurt moet een speler twee of drie kaarten uitspelen. De getalwaarde op de eerste kaart (1 tot 5) geeft aan welke pion de speler wil verplaatsen. De tweede (en eventueel derde kaart) geeft aan hoever die pion gaat lopen. Het eindvak kan ofwel een
leeg veld zijn, een toversteen, een opdrachtschijfje of een andere pion.
Vooral deze laatste mogelijkheid is leuk want je kunt er enerzijds een
andere speler mee blokkeren, maar anderzijds is het (bijna) de enige weg naar een hoger niveau. Goed uitkijken en alle mogelijkheden overlopen die mogelijk zijn met je handkaarten, daar zit de sleutel tot het geluk. Natuurlijk moet je wat geluk hebben maar alleen wie de combinaties weet te ontdekken, heeft kans op slagen in de betoverende spel.
‘Magic Hill’ is geen hoogvlieger maar bevat toch een mooi uitgewerkt
systeem. Toch is dit spel vooral visueel heel aantrekkelijk. Tijdens het
spel kan snel verveling opduiken en liggen winst of verlies heel dicht bij
elkaar.