Bron: Spellenlab
Iedereen kent wel het verhaal van de drie biggetjes en de grote boze wolf. Geen paniek als je dit verhaal niet meer kent, het spelregelboekje vat het even voor je samen.
Twee tot vier spelers vanaf 4 jaar krijgen een voetstuk. In dat voetstuk past een plaatje van een biggetje (in 4 kleuren voorradig) en een plaatje van een huis (in stro, in hout of met bakstenen). Het biggetje en het huis kunnen zo in het voetstuk worden geplaatst dat het biggetje door het raam naar buiten kijkt.
Wie aan de beurt komt, gooit twee bijzondere dobbelstenen. Elke dobbelsteen toont stro, hout, twee keer bakstenen, een biggetje of de wolf.
Je moet nu eerst een biggetje en een strooien huisje dobbelen, zodat je weet met welke kleur van biggetje je nu verder zal spelen. Dat biggetje moet eerst in een strooien huisje wonen. Nadien kan je dit strooien huisje ‘opwaarderen’ tot een houten huisje en vervolgens tot een echt stenen huis. Al dobbelend proberen de spelers dus zo vlug mogelijk hun biggetje in een bakstenen huis onder te brengen.
Helaas loopt er ook nog een wolf rond. Wie dat symbool dobbelt, moet een soort blaasbalg nemen (de kop van een wolf) en proberen een huis van een medespeler om te blazen. Indien de wolf daarin slaagt, moet de getroffen speler helemaal opnieuw beginnen. De spelregels vertellen echter niet duidelijk hoe er geblazen moet worden. Mag je slechts één keer knijpen of meerdere keren? Hoever is de blaasafstand? Voeg daaraan toe dat het blaasmechanisme niet altijd even goed werkt, en je voelt aan dat dit spel veel frustraties en ruzie aan tafel kan opleveren. Uiteindelijk blijft dit een dobbelsteenspel waarbij een licht ‘actief’ elementje is toegevoegd.