Bron: Spellenlab
‘Durchs Gartenjahr’ is in wezen een gewoon verzamelspel. De manier waarop je verzamelt evenals het thema maken er echter heel wat meer van.
Het parcours dat tijdens het spelen doorlopen wordt, is een heuse tijdsband met daarop een volledig kalenderjaar. Er wordt gestart in november en het spel eindigt als 3 van de 4 spelers op het doelvak in oktober beland zijn. De maanden zijn tevens per drie in seizoenen verdeeld maar dit heeft eigenlijk geen bijkomende betekenis. (Het samenvoegen is gebeurd op basis van de weerkundige seizoenen!) Opvallend is dat niet elke maand evenveel vakjes toebedeeld krijgt. Dit is vrij logisch als je het thema bekijkt. De interessante plant-, zaai- of oogstmaanden nemen een groter stuk in van het parcours. Hierdoor zal elke speler minstens één keer in elke maand kunnen halthouden. Dit is nl. noodzakelijk om zoveel mogelijk punten te verzamelen.
De kaarten vormen de tweede peiler waarop het spel steunt. Elke kaart toont een specifiek gewas (groente, fruit, bloem,...) met daarbij alle informatie over zaai- (of plant-) en oogsttijd. Deze gegevens zijn heel overzichtelijk op een tijdschaal aangeduid.
Is een speler aan de beurt, dan dobbelt hij en gaat zoveel velden vooruit. Indien het doelvakje een of ander actie inhoudt, dan wordt deze actie eerst uitgevoerd. Meestal komt het er op neer dat één of twee punten gewonnen of verloren worden. De reden daarvoor heeft wel steeds met het thema van het spel te maken!
Na deze eventuele actie neemt de speler de bovenste kaart van de stapel. Is dit een gewaskaart, dan mag hij deze indien mogelijk in zijn tuin leggen. Dit kan enkel als zijn pion in een plant- of zaaimaand staat die groen is ingekleurd op de kaart. De tweede soort kaarten zijn hulpkaarten. Dit zijn kaarten die bij pech (onweer, rupsenplaag, vogels, ...) de oplossing bieden. Ze worden ingezet bij de speciale acties op het speelbord.
Als derde deel van een beurt controleert de speler tenslotte of hij iets kan oogsten. Dit is mogelijk als zijn pion in een maand staat die op een of meerdere van zijn openliggende kaarten rood is ingekleurd. Op die manier scoort deze speler dan telkens punten.
De spelers komen elk om de beurt aan zet. Echte interactie tussen de spelers is er niet. Iedereen doorloopt op een door de dobbelsteen bepaald tempo het parcours. Op het eind is er wel een correctiefactor ingebouwd. Wie eerst het eindvak bereikt, heeft minder vaak kunnen halthouden en krijgt daarom van elke andere speler drie punten. Ook de tweede en derde speler doe aankomt, krijgt dan nog 2, respectievelijk één punt van de nog actieve speler(s).
Spelconcept en thema zijn prima op elkaar afgestemd en bieden heel wat didactische mogelijkheden. Het verband tussen tijd en natuur is realistisch uitgewerkt. Ook de voorkomende problemen en de bijbehorende oplossingen zijn erg leerrijk. Hierop kunnen trouwens nog tal van uitbreidingen bedacht worden.
In gezinsverband zal dit spel wellicht minder aanspreken. Alleen tuinfanaten of natuurliefhebbers zullen hier ook graag mee spelen.