Bron: Spellenlab
Voorbereiding:
Iedere speler krijgt een personagekaart, die hij/zij met de zijde van de voorwerpen naar boven voor zich neer legt. Dit is de persoonlijke opdracht van de speler. Vervolgens wordt de stapel voorwerpkaarten geschud en gedekt in het midden van de tafel gelegd.
Spelverloop:
De speler aan zet neemt de bovenste kaart van de gedekte stapel. Deze wordt vervolgens aan één van de 4 zijden van de gedekte stapel neergelegd. Vanaf het moment dat er op 3 VERSCHILLENDE (!!) kaarten de 3 voorwerpen van een opdrachtkaart staat, moet de speler (van wie de opdrachtkaart is) 2 kaarten aantikken. Nu proberen de andere spelers zo snel mogelijk de 3e kaart aan te tikken.
Als er 3 kaarten aangetikt zijn, volgt de controle:
- De 3 aangetikte kaarten zijn allen juist: de speler die 2 kaarten aantikte, krijgt deze kaarten als punten; de andere speler neemt de 3e kaart.
- De speler, van wie de opdrachtkaart is, tikte een foute kaart aan: geen enkele speler krijgt een kaart. De speler, die 2 kaarten moest aantikken, legt een eerder gewonnen kaart onder te gedekte stapel.
- De speler, van wie de opdrachtkaart is, tikt de juiste kaarten aan; maar de 3e kaart is fout: De speler, van wie de opdrachtkaart is, krijgt de 2 aangetikte kaarten; de andere speler legt een eerder gewonnen kaart onder te gedekte stapel.
De speler die de 3e kaart omdraaide, begint de volgende ronde door het omdraaien van een nieuwe kaart.
Let wel:
- Liggen er, bij het begin van een nieuwe ronde, minder dan 4 kaarten rond de gedekte stapel: dan moeten deze eerst aangevuld worden.
- Er liggen 3 verschillende kaarten open met de 3 voorwerpen van een opdracht... maar de speler, eigenaar van de opdrachtkaart, ziet dit niet. Vanaf dat de volgende speler een nieuwe kaart neer legt, moet deze speler 1 kaart onder de gedekte stapel leggen.
Einde van het spel:
Vanaf het moment dat alle kaarten van de gedekte stapel uitgespeeld zijn, stopt het spel. De speler met de meeste kaarten wint het spel.
Varianten:
Deze varianten kunnen allemaal tezamen of afzonderlijk gespeeld worden.
- De Duivel: als er op de bovenste kaart van de gedekte stapel een 'duivel' te zien is, mag er NIEMAND kaarten aantikken. De speler die dit wel doet, moet een eerder gewonnen kaart onder de gedekte stapel leggen.
- God: als de figuur van 'GOD' te zien is op de bovenste kaart van de gedekte stapel, worden alle personagekaarten aan de linkerbuur doorgegeven.
- Pijlkaarten: staat er op de bovenste kaart van de gedekte stapel een pijl afgebeeld dan moet de speler zijn kaart op de stapel leggen waar de pijl naar toe wijst.
Info van de contactscholen: dit spel viel niet zo in de smaak. Leerlingen vonden het eerder saai en waren niet zo enthousiast om te spelen. Het is meer naar volwassenen gericht.