Bron: Spellenlab
Deze junior versie van de inmiddels klassieker bevat ongeveer de helft van het aantal kaarten: 54 i.p.v. 104. De kaarten zijn niet genummerd maar tonen 6 verschillende dieren (paard, kip, muis, konijn, schaap en een eend). 42 kaarten bevatten één dier en 8 kaarten bevatten twee of drie dieren. De vier startkaarten op tafel zijn nu vier genummerde stallen.
Het idee is om dieren aan een stal toe te wijzen. Wie een zesde soort dier bij een stal plaatst, krijgt alle dierenkaarten van die stal als pluspunten.
De vier stallen liggen klaar en daarnaast worden alle dierenkaarten goed gemengd en als verdekte stapel klaar gelegd. De speler aan beurt draait de bovenste dierenkaart om en legt die bij één van de vier stallen aan. Een dier wordt altijd geplaatst in een rij waar het nog niet voorkomt, tenzij in alle vier rijen dat dier al aanwezig is. Dan mag de speler vrij beslissen in welke rij het zal plaatsen. Wordt een kaart met 2 of 3 dieren getrokken dan moet die zo geplaatst worden dat minstens één dier op die kaart niet in de gekozen rij aanwezig is.
Wie het zesde dier in de rij naast een stal plaatst, mag alle kaarten uit die rij nemen en bij zich houden (apart op tafel). De bewuste stal komt dan weer vrij zodat daar weer een nieuwe rij kan opgestart worden.
Hoe meer dierenkaarten je op die manier kan verzamelen, hoe meer punten je scoort als de laatste dierenkaart van de voorraadstapel geplaatst werd.
De spelregels bevatten nog twee varianten. De eerste doet meer aan het basisspel denken: spelers proberen te vermijden om de 6de dierensoort in een rij te plaatsen. En bij de tweede variante ligt de voorraadstapel verdekt in het midden en liggen de vier stallen er kruisvormig naast. Als de bovenste kaart omgedraaid wordt op de stapel, controleren alle spelers gelijktijdig of met die kaart een stal kan opgevuld worden (6 verschillende dieren in een rij). Als dit niet kan, mag de speler aan beurt deze kaart bij een stal naar keuze plaatsen. Maar als die omgedraaide kaart effectief de 6de mogelijke dierensoort in een stal kan zijn, mag de speler die als eerste “6 neemt” roept, de bewuste rij kaarten bij zich nemen.
Deze juniorversie lijkt eenvoudig, maar vraagt toch de nodige concentratie om te onderzoeken in welke rij de getrokken dierenkaart het best kan geplaatst worden. Al doende leren oudere kleuters en jonge kinderen om te vermijden een 5de soort dier in een rij te plaatsen, want daardoor geef je de volgende spelers te veel de mogelijkheid om met een 6de soort dier te rij te pakken. Het spel verloopt eerder defensief en je moet wat geluk hebben om op het juiste moment de juiste soort kaart te trekken.
Jonge spelers hebben bij deze junior versie geen last met de kaarten in de hand. Niemand heeft immers kaarten op hand. De te plaatsen kaart wordt om beurt van de voorraadstapel genomen. Inzicht in numerieke rijen is ook niet nodig zodat kinderen die nog geen grotere getallen kunnen lezen niet op hun honger blijven zitten.
Beide voorgestelde varianten bekoren zodat het spel afwisselend kan gespeeld worden. De illustraties zijn duidelijk en groot genoeg. Jonge spelers die “verkeerd” aan tafel zitten, ondervinden wat moeilijkheden om de dieren vlot te herkennen. Maar na enkele partijen valt dit dan toch best mee.