Bron: Spellenlab
Twintig grijze afbeeldingen, genummerd van 1 tot 20, liggen open in het midden van de tafel in een rooster van 4 op 5. Bij elke partij liggen die 20 kaarten in een andere volgorde. Elke speler krijgt drie kleurenkaarten in de hand. E zijn zeven verschillende kleuren beschikbaar. De resterende kleurenkaarten liggen verdekt naast het rooster.
De afbeeldingen moeten in chronologische volgorde geschilderd worden: beginnend bij nummer 1 en eindigend bij 20.
De speler aan de beurt speelt één van zijn drie handkaarten uit en legt deze op de passende afbeelding. Hierbij vertelt de speler wat hij doet: "Ik schilder de bal groen". De kleurenkaart wordt op de grijze illustratie geplaatst en doorheen een gaatje blijft het nummer van de kaart zichtbaar.
Heel belangrijk is het feit dat in een rij en in een kolom een bepaald kleur slechts één keer mag voorkomen. Er zijn 7 verschillende kleuren en van elk kleur zijn er vier kaarten. Dat betekent dat er meer kleurenkaarten zijn dan te beschilderen kaarten. Na zijn beurt trekt de speler een nieuwe kleurenkaart.
Wie geen voorwerp kan ‘beschilderen’ legt een kaart verdekt af en neemt een nieuwe kaart.
Wanneer alle afbeeldingen geschilderd zijn eindigt het spel en hebben alle deelnemende spelers gewonnen. Kan niemand nog een passende kaart spelen, dan verliezen alle spelers samen. De aflegstapel wordt immers niet opnieuw geschud.
Kinderen leren vooreerst kleuren en voorwerpen benoemen. Tijdens het spelen wordt samenwerken gestimuleerd. Een spelersgroep die niet met elkaar overlegt, zal waarschijnlijk het geheel niet kunnen beschilderen. Wie inziet dat hij een bepaalde kleur bezit die slechts op één plaats nog kan gespeeld worden, en dit gepast kan meedelen aan de spelers, verhoogt de kans dat ze samen zullen winnen.
De 20 genummerde kaarten zijn een nadeel voor kleuters. De kaarten moeten in die volgorde beschilderd worden. Maar als er geen oudere speler aan tafel zit, kunnen ze deze getallen niet lezen.
Voor oudere kinderen is er een variante voorzien. De kleurenkaarten worden verdekt op de voorwerpkaarten gelegd zodat de spelers samen moeten onthouden waar welke kleuren liggen. In deze variant moet de speler aan beurt een kaart uit zijn hand plaatsen, zelfs al weet hij dat deze niet in die ij of kolom past.
Als alle kleurenkaarten geplaatst zijn, worden ze omgedraaid. Aan de hand van de getallenvolgorde kan eenvoudig achterhaald worden wie welke kaart verkeerd heeft geplaatst. De speler met het minst aantal verkeerd geplaatste kaarten wint natuurlijk het spel.
Deze variant is niet makkelijk en wordt niet vaak gekozen.
Het basisspel is wel leuk. Een partij duurt niet zo lang en heeft een grote herspeelbaarheidsfactor. De kaarten zijn dik en stevig. Het metalen doosje kan overal mee.