Bron: Spellenlab
Het dubbelzijdig speelbord toont telkens een lekker chaotische speelkamer die naast een kast, tafel, stoel en sofa heel veel leuke gedetailleerde tekeningen bevat. Zeven series van 4 kaarten tonen een eend, hond, kikker, zebra, beer, muis en een varken. Deze dieren hebben elk een eigen kleur. Elk dier heeft bovendien iets in zijn handen dat in de speelkamer ligt. Bovendien staat dit nog eens in grijstinten op de rugzijde van de kaartjes getekend.
Als kennismaking kan je de speelkamer bestuderen en elk van de dierenkaartjes gebruiken om woordenschat en kleuren aan te leren (de bruine beer draagt een bruine mand, de gele eend speelt op een gele trompet...). Een klein kartonnen vergrootglas verhoogt het zoekplezier van je kleuter als hij deze dingen in de kamer moet zoeken.
Drie spelvarianten gebruiken dit spelmateriaal.
Bij de eerste variant worden de 28 kaarten met de gekleurde zijde naar boven in de doos gelegd. De begeleider neemt een kaart en alle kinderen zoeken samen naar het afgebeelde voorwerp in de speelkamer. Ze moeten vertellen welk voorwerp ze zoeken en welke kleur het heeft. Bij de eerste partijen zoeken ze samen, later kan je de speler die het eerst iets vindt met het kaartje belonen.
In de tweede variant wordt een extra set kaartjes gebruikt. Deze zeven kaarten (met rode rugzijde) tonen de zeven dieren, bevatten hun naam en een dikke streep in de kleur die ze vertegenwoordigen. Deze kaarten worden open rond het speelbord gelegd en de overige kaarten worden over de deelnemende kinderen verdeeld. Elke speler legt zijn kaarten met de grijstinten zijde voor zich neer. Deze zijde toont enkel een grijs voorwerp. Wie aan de beurt komt, kiest een kaart, neemt het vergrootglas en zoekt het voorwerp in de kamer. Dan moet de speler vertellen welke kleur dit voorwerp heeft en bij welk dier het past. Hij plaatst de kaart bij het dier en draait ter controle de kaart om. De zwarte poes past b.v. bij de zebra die als verzamelkleur zwart heeft. Wie als eerste al zijn eigen kaarten kan uitspelen, wint het spel.
Bij de derde variant worden de zeven basis dierenkaarten eventjes getoond en dan met de rode zijde naar boven gelegd. Er wordt gespeeld zoals in de vorige variant maar iedereen moet nu onthouden waar welk dier ligt.
Mein erstes Farbspiel doet wat het belooft: kinderen leren op een creatieve manier kleuren herkennen en benoemen maar leren tegelijk een pak woordenschat bij. Het speelbord toont twee verschillende speelkamers zodat afwisseling mogelijk is. Kinderen kunnen het spel ook best alleen spelen. Het zoeken naar de voorwerpen en het benoemen van hun kleuren blijft ook dan bekoren.
De illustraties zijn heel mooi en de kaarten zijn dik genoeg voor de doelgroep. Het spelregelboekje bevat enkele interessante tips voor de ouders om het spel in te leiden en bij te sturen. Een aanrader, zowel voor thuis als voor in de klas.