Bron: Spellenlab
Essen 2006. De sympathieke Britse auteur Peter Burley heeft zijn eigen stand op de beurs. Hij vertelt enthousiast over deze in eigen beheer uitgebrachte uitbreiding op “Take it Easy”. De doos is groter, weegt beduidend meer en bevat heel veel nieuwigheden die echter ook beduidend moeilijker spelen.
Het eerste wat opvalt bij het openen van de doos is de aanwezigheid van drie verschillende soorten speelborden: een groot Nexus-bord bestaande uit 37 zeshoekige velden (een volledige extra buitenrand t.o.v. het originele spel), een Orchid-bord dat 22 zeshoeken in een grillige vorm bevat en een klein ScrapYard-bord dat 7 zeshoekjes toont. Voor elke speler zijn er 64 zeshoekige kaartjes beschikbaar met elk drie gekleurde lijnen met waarde 1 tot 12. 32 kaartjes bevatten een maansymbool en de andere helft toont de zon als symbool. Op zes kaartjes staat centraal een “40” gedrukt en twee kaartjes krijgen een bonuswaarde “80”.
In het basisspel neemt elke speler een set kaarten van dezelfde kleur, sorteert deze op kleur en plaatst zowel het grote Nexus-speelbord als het kleine ScrapYard voor zich neer. Eén speler draait al zijn kaartjes om. Deze speler start het spel door één verdekt kaartje te nemen en te tonen aan alle medespelers. Zij zoeken datzelfde kaartje op en iedereen plaatst naar eigen inzicht dit puzzelstukje ergens op zijn grote speelbord.
In principe gaat dit steeds verder totdat het grote bord volledig bedekt is met kaartjes (liefst met zoveel mogelijk lijnen uit eenzelfde kleur). Totdat niets nieuws onder de zon (behalve dat het puzzelbord veel groter is dan in het originele spel).
Een speler mag echter ook beslissen om een nieuw kaartje dat niet zo goed past op het grote Nexus-bord te plaatsen op één van de 7 vakken van het ScrapYard-bord. Dit betekent dat het spel pas eindigt als zowel het grote als het kleine bord volledig bedekt zijn met kaartjes (na 37+7=44 ronden).
Nu berekenen de spelers elk hun score:
a) Elke lijn die uit precies dezelfde kleur bestaat, scoort volgens het aantal kaarten in die lijn vermenigvuldigd met de waarde van de kleur (net zoals in het origineel).
b) Wie twee of drie scorende lijnen bezit die doorheen dezelfde bonustegel (met het getal “zilver 40” of “goud 80”) lopen, krijgt de helft (2) of de volledige (3) waarde van de bonustegel toegevoegd.
c) De langste zonne- of manestraal op het grote bord brengen ook punten op. Dit zijn lijnen waarvan alle kaartjes een zon- of maansymbool bevatten. Of die lijnen scoren (zie a) of niet heeft geen belang. Je krijgt 10p extra per kaart die in je langste zonne- of manestraal zit.
d) Dan blijft nog het kleine bordje over. De punten die je scoort op dit bord worden niet aan je totale score (a+b+c) toegevoegd. Maar als je hier niet minstens 60 punten scoort, gaat er van je reeds berekende score 60p af! De waarde van je ScrapYard-bord wordt als volgt berekend: ofwel de som van je drie best scorende lijnen, ofwel de score bepaald door je twee beste zilverbonussen (40p) ofwel de score bepaald door je beste goudbonus (80p). Niet vanzelfsprekend dus!
De speler met de beste score, wint.
Er zijn dus heel wat elementen waar rekening mee moet gehouden worden: bouw lijnen uit eenzelfde kleur, indien niet mogelijk zorg dat je grote volledige lijnen met zon- of maansymbool vormt, probeer onderweg twee of drie scorende lijnen doorheen de bonustegels (40 of 80) te vormen en plaats kaartjes op je reservebord zodat je er minstens 60p kan scoren. Probeer eveneens een rekentoestel bij de hand te hebben om de complexe scores te berekenen. We begrijpen de titel van dit spel nu veel beter...
En dit waren nog maar de spelregels voor het “basisspel”.
Wie de rugzijde van het Nexus-bord wil gebruiken, moet slechts de helft van de beschikbare kaartjes selecteren (ofwel de maan- of de zontegels). Het spel verloopt zoals bij het standaard “Take it Easy” totdat alle velden van het Orchid-bord opgevuld zijn. Tijdens het plaatsen van de opeenvolgende kaartjes hebben de spelers de keuze tussen plaatsen op het speelbord zelf (22 velden) of op de drie afzonderlijke bloemvelden linksonder. Op het einde moeten deze drie speciale velden een kaartje bevatten. Er moet echter geen verband tussen deze kaartjes zijn. Op het einde mag je beslissen om deze drie reservekaartjes te plaatsen op de drie speciale buitenvelden op het grotere speelbord. Hierdoor bevatten de buitenste lijnen nu 5 i.p.v. 4 vakjes en kunnen dus meer punten opbrengen. Je bent hiertoe niet verplicht, maar eens je een bepaald kaartje plaatst, mag je het niet meer weghalen. Goed rekenen vooraf is de boodschap. De puntentelling verloopt zoals in de eerste variant (behalve voor de zonne- of manestralen).
Naast deze twee grote spelregels bevat het spelregelboekje nog vijf kleinere varianten die het spel nog meer afwisseling bieden.
Persoonlijk speel ik het liefst op het Orchid-bord omdat er hier minder kaartjes te plaatsen zijn en de drie speciale velden echt als reservevelden fungeren. De meeste gelegenheidsspelers schrikken wat van de vele combinatiemogelijkheden op het Nexus-bord. Deze speldoos is echter niet op de markt gebracht om “Take it Easy” eens anders te spelen, maar wel om het spelsysteem naar een hoger niveau te brengen. En daar is de auteur wonderwel in geslaagd.