Bron: Spellenlab
Het spel bestaat uit 3 kleuren kaarten, twee dobbelstenen en houten blokken:
geel: voornaamwoorden en onderwerpen
groen: werkwoorden (met of zonder toevoeging van een lijdend voorwerp)
bruin: lijdende voorwerpen
Er wordt van elke soort kaart 1 kaart opengelegd. (indien je werkt zonder lijdend voorwerpe, dan leg je maar 2 kaarten)
De zin wordt gemaakt.
Daarna wordt gedobbeld met kleurendobbelsteen en ogendobbelsteen. De kleur van de dobbelsteen toont welke kleur kaart bijgelegd wordt. Zo verandert de zin. De zin wordt benoemd.
De ogen van de andere dobbelsteen tonen hoeveel blokken gezet mogen worden op de toren van de speler. Dit mag enkel wanneer een zin goed werd gemaakt.
Op het einde van het spel wint de speler met de hoogste toren.