Bron: Spellenlab
Dammen is een traditioneel abstract bordspel. Het bord bestaat uit 100 vakjes in 10 rijen van 10, waarbij de vakjes afwisselend wit en zwart zijn. Er wordt gespeeld met damstenen. Dit zijn ronde schijfjes (meestal van hout). Voor het spel worden 20 witte en 20 zwarte damstenen gebruikt.
De 2 spelers zitten tegenover elkaar en hebben ieder 20 stenen. Deze worden verdeeld over het bord dat tussen de spelers in ligt. De verdeling is als volgt: één speler speelt met de witte stenen, de ander met de zwarte. Alle stenen worden geplaatst over de dichtstbijzijnde zwarte velden (dit geldt zowel voor wit als voor zwart). Dit zijn dus de eerste 4 rijen.
De stenen mogen alleen schuin naar voren worden geschoven. Ze komen dus altijd in de rij voor de oorspronkelijke rij, en ze kunnen gedurende het gehele spel uitsluitend de zwarte velden bezetten. Daarbij mogen ze niet over andere stukken heen. Net als bij schaken geldt: wit begint.
Als een witte steen schuin voor een zwarte ligt, kan de witte steen niet op de plaats van de zwarte komen. Als het veld achter de zwarte steen echter leeg is, kan de witte steen wel over de zwarte steen springen. Dit wordt slaan genoemd, en de zwarte steen wordt van het bord genomen. In tegenstelling tot bij het 'normale' schuiven, mag er ook achterwaarts worden geslagen. Een belangrijke regel is: als men kan slaan móet men slaan!
Als men geslagen heeft, kan men in dezelfde beurt doorslaan. Voorbeeld: op een schuine lijn staan achtereenvolgens de volgende stenen: een witte steen, een zwarte steen, een leeg veld, een zwarte steen en een leeg veld. De witte steen slaat de zwarte steen, en kan vervolgens ook de tweede zwarte steen slaan. Men mag tussentijds ook hoeken van 90 graden maken, waarbij men dus soms achteruit gaat in plaats van vooruit. Als men meerdere stenen kan slaan, geldt: meerslag gaat voor. Men moet zo slaan dat de meeste stenen van de tegenstander van het bord gaan. De geslagen stenen mogen pas van het bord weggenomen worden na het uitvoeren van de hele slag. Bovendien geldt dat bij een slag over meerdere stenen niet 2 maal dezelfde steen 'geslagen' mag worden. Tevens geldt hierbij dat de stenen pas van het bord genomen mogen worden als de hele slag is uitgevoerd.
Als een steen aan de overkant komt, kan hij niet meer vooruit. Er wordt een steen bovenop gelegd. Vanaf nu heet deze steen een dam. Een dam mag terug, en is niet beperkt tot één veld. De dam mag over een hele schuine lijn gaan. Als er zowel met een schijf als met een dam geslagen kan worden mag men kiezen waarmee geslagen wordt, mits men zich houdt aan de regel 'meerslag gaat voor'. Voor de meerslagregel tellen geslagen stenen even zwaar als geslagen dammen.
Zodra iemand geen stenen meer heeft, wint de tegenstander. Ook als iemand niet meer kan zetten ('vast staat'), heeft de tegenstander gewonnen.
Als er geen mogelijkheid is om te winnen (bijvoorbeeld een situatie van beiden één dam) is het remise (gelijkspel). Tevens zijn er regels dat standen die bij goed spel niet meer te winnen zijn, remise worden verklaard na een aantal zetten. Bij twee dammen tegen één dam geldt dat het na vijf zetten remise is, drie dammen tegen één wordt na zestien zetten wederzijds remise verklaard.
Men kan gebruikmaken van de regels dat de tegenstander soms móet slaan. Zo kan men bijvoorbeeld één steen opofferen om de tegenstander in een verloren stelling te dwingen of ruimte te laten zodat jij een dam kunt halen.
Het damspel heeft veel varianten. Er zijn spellen waarbij het niet geoorloofd is om achteruit te slaan, behalve met een dam. Bij andere spellen mag de dam maar een veld per keer achteruit. In Angelsaksische landen wordt vaak gespeeld op het schaakbord (64 velden dus), dit wordt checkers genoemd.