Bron: Spellenlab
Bij de start krijgt elke speler 8 groentekaarten en 4 speciale actiekaarten. De 86 groentekaarten komen in 9, 11, 13, 15, 18 of 20 exemplaren per soort voor en hebben elke een waarde van 1 tot 10 punten.
Iedereen probeert zo vlug mogelijk zijn kaarten uit te spelen. Maar je moet opletten dat je blufwerk niet doorzien wordt zodat je kaarten moet bijnemen.
De jongste speler begint en legt een groentesoort verdekt op tafel. Hij noemt hierbij de soort die hij waarschijnlijk op tafel legt. De volgende spelers moeten om beurt een kaart verdekt boven de reeds gespeelde kaarten leggen of de vorige speler aan beurt in twijfel trekken.
Wie volgt, legt dus een kaart verdekt op de vorige neer en noemt dezelfde groente. Het staat de speler vrij om al dan niet de startgroente te volgen. Maar als de speler na je beurt aanvoelt dat je aan het bluffen bent, moet je op diens bevel de laatst gespeelde verdekte kaart omdraaien. Blijkt nu dat je effectief aan het bluffen was, dan moet je evenveel kaarten van de voorraadstapel aan je hand toevoegen als het cijfer (1 tot 10) op de bewuste kaart. Sprak je echter de waarheid, dan moet de speler die in je twijfelde die kaarten nemen.
Bij de start kreeg iedereen een gelijke set actiekaarten. Speel je de 'bom' (verdekt) dan moet een eventuele twijfelaar alle kaarten van de aflegstapel nemen. De 'groentekeuze' leg je openen laat je toe om een andere soort groente te noemen die vanaf nu moet gevolgd worden. Bij een 'verandering van richting' gaat het spel tegen de wijzers van de klok verder totdat er weer zo'n kaart gespeeld wordt. De 'dubbel verdacht' tenslotte mag enkel door een twijfelaar gespeeld worden en doet de verliezer dubbel zoveel kaarten bijnemen als normaal.
Het spel eindigt als een speler zijn laatste handkaart kan uitspelen. Deze speler wint dan ook het spel.
Het spel eindigt echter ook als de trekstapel voor de tweede keer helemaal gebruikt is. In dit geval maken de spelers de som van de kaarten die ze nog in hun hand hebben (actiekaarten tellen voor 10p). De speler met het minst aantal punten wint dan het spel.
Het grote probleem bij dit kaartspel is de fout opgestelde lijst met aanwezige kaarten in de spelregels. Wie de moeite neemt om zelf een correcte lijst te schrijven, waardoor iedereen weet hoeveel kaarten van welke soort effectief in het spel zijn, zal merken dat het speelplezier beduidend stijgt. Deze Uno-variant met bluffactor bekoort door zijn eenvoud. Wie het spel een aantal keren gespeeld heeft, zal merken dat er hier en daar toch wat tactische elementen opduiken die het kaartspel extra pit geven.