Bron: Spellenlab
Wie wordt de rijkste bonenhandelaar? Om deze eenvoudige vraag draait het allemaal in dit schitterende en erg originele kaartspel.
Het spelersaantal bepaalt met welke bonensoorten gespeeld wordt. Meestal worden een tiental bonensoorten gebruikt. Van elke soort zijn een verschillend (even) aantal kaarten aanwezig. Dit aantal staat bij elke bonensoort ook genoteerd op de kaart zelf. Onderaan elke kaart staat de zogenaamde “bonometer”. Deze geeft de oogst- en opbrengstmogelijkheden aan. Zo staat b.v. bij de “Harry bonen” vermeld dat 3 identieke kaarten 1 goudstuk opleveren, 5 kaarten 2 goudstukken, 7 kaarten brengen 3 goudstukken op en 4 goudstukken worden bekomen na het ingeven van minstens 8 gelijke kaarten.
Bij het begin worden alle kaarten goed door elkaar geschud en vormen ze een neemstapel. Elke speler start met 5 handkaarten. (Dit aantal kan variëren afhankelijk van het spelersaantal.) Belangrijk bij deze handkaarten is dat de volgorde in geen enkel geval mag gewijzigd worden. Sorteren per soort is dus verboden! Dit speciale spelregeltje is enorm belangrijk en geeft het spel ook zijn grote kracht.
Wie aan de beurt komt, moet steeds zijn voorste bonenkaart planten. Dit houdt in dat hij deze voor zich open op tafel legt. Daar worden de kaarten per soort gesorteerd. Bij het begin is er slechts plaats voor twee soorten want elke speler beschikt over slechts twee akkers. Kan een speler geen derde soort uitleggen dan moet hij ofwel oogsten - met of zonder opbrengst - ofwel een derde akker huren. Dit laatste kan enkel na het betalen van drie goudstukken. Oosten houdt in dat alle kaarten van eenzelfde akker weggenomen worden en gewaardeerd worden. Daarbij wordt naar de bonometer gekeken en worden evenveel kaarten als opbrengst omgedraaid op de eigen puntenstapel. Op elke bonenkaart staat namelijk een goudstuk afgebeeld. De resterende bonenkaarten komen open op de aflegstapel. Deze zeer originele manier van puntentellen heeft steeds als resultaat dat het aantal overblijvende bonenkaarten van een soort vermindert. Wie dus goed bij de pinken is en wat weet wat reeds geoogst werd, beschikt over heel bruikbare informatie voor het verdere spelverloop.
Na het planten van de eerste kaart, mag een speler ook nog zijn tweede kaart planten. Daarna komt een belangrijke interactieve ruilfase. De speler aan beurt draait twee kaarten van de stapel open en mag deze nu behouden of ruilen met de andere spelers. Iedereen kan nu om het even welke handkaarten kiezen en inzetten. Alle gebruikte kaarten moeten echter op het eind van deze fase door elke betrokken speler direct geplant worden. Indien nodig moet daarvoor eerst geoogst worden. Spelers hebben in deze fase dus de mogelijkheid om hun eerste (en/of tweede) handkaart weg te geven of om te ruilen waardoor ze bij hun volgende beurt niet verplicht worden tot oogsten...
In de derde en laatste fase van een speelbeurt worden de handkaarten met twee of drie handkaarten achteraan aangevuld.
Het spel eindigt nadat de neemstapel twee of drie keer werd vervangen.
In deze doos steekt ook een heel interessante versie voor twee spelers. De spelregels wijken een beetje af want de ruilfase werd door een ander systeempje vervangen. In elk geval is deze versie voor twee spelers ook erg uitgebalanceerd.
Uwe Rosenberg heeft met dit kaartspel de spellenwereld op aangename wijze verrast en heeft (in Duitsland) trouwens al enkele heel geslaagde uitbreidingen uitgebracht. In elk geval is deze doos een aanrader van formaat!