Bron: Spellenlab
Rumis is een tactisch bouwspel waarbij de spelers de rol aannemen van Inca’s die gebouwen willen oprichten. Elke speler probeert er voor te zorgen dat zijn kleur zoveel als mogelijk van bovenuit zichtbaar is.
Het woord ‘Rumis’ zelf betekent ‘steen’ in het Quechua, de oude taal van de Inca’s die vandaag nog steeds gesproken wordt in de Andes. En dat komt goed uit, want elke speler beschikt over een gelijke set bijzondere stenen in zijn kleur. De stenen zijn aan elkaar gelijmde kubussen die elf verschillende vormen hebben in 3D. Elke partij kan op één van de vier beschikbare speelborden gespeeld worden. Elk speelbord heeft een soort zone waarop de stenen opgebouwd worden. Dat kan een grote ‘L’ zijn, of een grote rechthoek of zelfs een soort trap in pyramidevorm. Bij elk speelbord horen specifieke bouwvoorschriften die vooral met de hoogte van het gebouw te maken hebben (een hoogte die bovendien afhankelijk is van het aantal spelers).
Om beurt plaatsen de spelers een steen. De startspeler plaatst een steen binnen het bouwplan. De andere spelers plaatsen hun eerste steen tegen de vorig geplaatste steen. Alle volgende stenen moeten geplaatst worden zodat zij telkens met minstens één zijde een andere steen raken van het eigen kleur. Bovendien mag geen enkel deel van gelijk welke steen de limieten van het gebouw (hoogte en volgorde van het bouwplan) overschrijden. Elke geplaatste steen moet steunen op het grondvlak of op een andere steen (er mogen dus geen zwevende delen ontstaan). Als er op een bepaald moment een speler geen steen kan plaatsen mag hij daarna geen verdere stenen meer plaatsen tijdens spel.
Het spel eindigt als er geen enkele speler nog stenen kan plaatsen. De winnende punten worden geteld door het bouwplan van bovenaf te bekijken en iedere kubusblok van een zichtbare kleur is een punt voor die speler. Van deze punten wordt het aantal overblijvende stenen afgetrokken. Degene die de meeste punten verzameld heeft, wint de partij.
De spelregels zijn dus uiterst eenvoudig en heel intuïtief. Maar een partij vraagt wel meer inzicht en tactiek dan je op het eerste zicht zou vermoeden.
Sommigen vergelijken dit spel met Pueblo van Ravensburger. Dat mag omdat in beide spellen 3D-blokken gebruikt worden om een gebouw op te richten. Er zijn echter wel een paar belangrijke verschillen. Bij Pueblo zijn alle blokken identiek van formaat. In Rumis krijg je 11 soorten blokken ter beschikking. Je moet dus meer op lange termijn plannen om een eigen steen nog te kunnen plaatsen. Bij Pueblo wordt gekeken naar elk stukje kleur dat nog zichtbaar is: zowel van bovenaf als van opzij. In Rumis telt alleen het bovenaanzicht. Bij Pueblo mag een volgende steen grenzen tegen om het even welke andere reeds geplaatste steen. Maar bij Rumis moet je er verdomd voor opletten dat je steeds aan eigen gekleurde stenen moet verder bouwen. Je moet dus steeds goed in de gaten houden of je tegenstander geen deel van het bouwwerk aan het afsnijden is.
Het belangrijkste onderscheid is echter het aantal speelvelden waarop kan gespeeld worden. Pueblo wordt op één soort grondplan gespeeld, terwijl je bij Rumis vier verschillende soorten grondplannen ter beschikking hebt, die elk hun eigen typische moeilijkheidsgraad hebben. Pueblo is een knap tactisch bouwspel voor het hele gezin en Rumis mikt duidelijk op de meer ervaren speler die op zoek is naar een iets steviger abstract bouwspel.
Rumis kreeg overigens de 2de plaats op de Internationale wedstrijd voor spellenauteurs 2001 van de Hippodice Spieleclub in Duitsland.