Bron: Spellenlab
Deze editie is een letterspel voor kinderen die al leren lezen op school én voor kinderen die zich net beginnen te interesseren voor letters en woorden. Het spel combineert puzzelen en bingo met elkaar.
De doos bevat 15 klankkaarten. Bij elk van deze 15 klankkaarten passen vier puzzelstukken. Een voorbeeld: bij de klankkaart ‘aa’ horen de puzzelkaarten ‘vaas’, ‘raam’, ‘draak’ en ‘maan’. Op deze puzzelstukken staat niet alleen het geschreven woord maar ook een duidelijke illustratie van dat woord. De klankkaart wordt centraal geplaatst en de vier puzzelstukken worden rondom aangelegd. De hele combinatie is uniek, d.w.z. enkel deze vijf puzzelstukken passen in elkaar.
De 15 klankkaarten zijn onderverdeeld in drie sets (die telkens een andere gekleurde rugzijde heeft).
Wie dit spel alleen wenst te spelen, neemt één set. De vijf klankkaarten worden dan open op tafel geplaatst. De puzzelstukken komen in een stapel. Het kind probeert nu elk puzzelstuk bij de juiste klankkaart aan te leggen.
Met twee spelers worden twee sets gebruikt. Een ouder (of leerkracht) begeleidt het spel. Het kind krijgt een aantal klankkaarten en de begeleider leest de klanken die daarop staan hardop voor. Dan pakt de begeleider een puzzelstuk en vraagt het kind wat erop staat. Het kind kan de tekening benoemen of het woord voorlezen (indien het dit al kan). Vervolgens wordt geprobeerd de juiste klankkaart te vinden. Het spelregelboekje geeft enkele suggesties om de klanken correct uit te spreken.
Bij drie of meer spelers worden alle sets gebruikt. Eén speler is opnieuw begeleider. Elke speler krijgt evenveel klankkaarten. De puzzelstukken liggen omgekeerd op tafel (of in de doos). De spelleider neemt een puzzelstuk en leest voor welk woord erop staat. De kinderen luisteren goed of zij een klank horen die op één van hun klankkaarten staat. Wie het eerst ‘ja’ roept, krijgt het puzzelstuk en legt dit aan. Maar hier zorgen de puzzelstukken voor problemen. De puzzelkaart ‘mol’ b.v. bevat de klanken ‘m’, ‘o’ en ‘l’. Maar dit puzzelstuk komt drie keer voor en past ofwel aan de klankkaart ’m’, ‘o’ of ‘l’. Kinderen begrijpen op dit moment niet zo goed waarom een ander de puzzel wel krijgt en waarom zelf niet. Zo zijn er nog tal van voorbeelden van woorden die bij meerdere klankkaarten passen. Als begeleider moet je dan uitleggen dat je het juiste puzzelstukje moet bemachtigen, maar kinderen denken dat ze dit al te pakken hebben. Verwarrend.
Achteraan het spelregelboekje komen tips voor de begeleider voor om dit spel op een leuke en efficiënte manier te spelen.
Als kinderen geen probleem maken met de extra kansfactor dat het puzzelstukje niet alleen dezelfde klank moet hebben, maar bovendien ook nog moet passen aan hun klankkaart, heeft het spel wel iets. In dat geval verdient het best drie i.p.v. twee hartjes.