Bron: Spellenlab
Elke speler heeft zijn eigen koninkrijk dat hij wil uitbreiden. Dit het liefste met de beste stukken grond van de andere spelers. De betaling gebeurt met de verkoop van eigen stukken minderwaardige grond voor veel geld. Er worden vijf of zes ronden gespeeld waar er telkens een specifiek doel nagestreefd wordt. Deze doelkaarten creëren telkens een andere spelsituatie. Uit drie tegels kiest elke speler welke twee tegels zullen geveild worden en welke tegel niet geveild wordt. Dit wordt gelijktijdig aan alle medespelers meegedeeld. Spelers krijgen nu de kans om een tegel voor de afgesproken prijs te kopen bij een medespeler. Tegels die niet gekocht werden, worden door de betrokken speler zelf betaald aan de bank. Elke speler bouwt nu deze tegels aan zijn eigen territorium. Aan het einde van de ronde krijgen de spelers overwinningspunten op basis van hun scoretegels van de huidige ronde. Na de laatste ronde ontvangt elke speler overwinningspunten voor tegels met een perkamentrol.
Een eerste indruk geeft ons een gelijklopend gevoel met het spelsysteem van Carcassonne. Dit komt omdat men ook tegels aan elkaar legt, waarbij de afbeeldingen van berg, weide en zee moeten overeenkomen. Daar houdt de vergelijking dan ook op. Want hier bouwt ieder zijn eigen land op en het spel is wat pittiger en spannender dan Carcassonne. Zo komt geluk er wat minder bij kijken. Het bieden geeft een meewaarde aan dit spel. De vormgeving past goed bij het thema van de doos, wat alles aantrekkelijk maakt.
Het spel kan ook perfect met z'n tweetjes worden gespeeld, wat altijd een meerwaarde is voor een spel.