Bron: Spellenlab
De kaarten bestaan telkens uit 4 delen van een vis (te vinden aan de boven, onder- en zijkanten van de kaart) en in het midden een letter.
De letters kunnen medeklinkers of klinkers zijn, maar ook tweeklanken worden als één letter gezien. (speciaal voor leerlingen uit het eerste leerjaar).
De klinkers en medeklinkers worden gesorteerd in twee verdekte stapels. Elke speler krijgt 3 kaarten van elke stapel, schudt deze door elkaar en neemt de bovenste kaart. Er wordt één kaart open op de tafel gelegd: de startkaart.
Speler 1 probeert met zijn letterkaarten een woord te maken, samen met de startletter. De vis moet ook aan elkaar passen: (kop-buik-staart, waarbij de buik meerdere kaartjes lang mag zijn). Kan hij geen woord maken, dan neemt hij een extra kaart van de stapel.
De volgende spelers mogen nieuwe woorden vormen of aanleggen bij een reeds gelegd woord. In de eerste beurt mogen niet alle kaarten uitgespeeld worden. Wie als eerste zijn kaarten kwijt is, is gewonnen.
Spelers mogen ook letters weghalen en in een volgende beurt gebruiken, zolang de letters die blijven liggen een bestaand woord blijven vormen.
Er kan ook gekozen worden om met punten te spelen, maar dan is het spel iets ingewikkelder voor de jonge spelertjes.
Duidelijke kaarten.
Enkele nadelen:
- Jammer dat de klinkers en medeklinkers geen afzonderlijke kleur kregen. Dit zou voor jonge lezers toch eenvoudiger zijn.
- De kaarten zijn gewone speelkaarten en nemen veel plaats in op de tafel. Ze verschuiven ook gemakkelijk, waardoor het spelen niet zo gemakkelijk is.