Quak (Kikkerspel) 1994

Elke speler krijgt 8 kikkers. Wie er als eerste in slaagt om alle kikkers in de vijver te krijgen, wint het spel.
Die vijver wordt in de doos voorgesteld. Een grote blauwe kartonnen plaat is versierd met grote waterlelies: 2 rode, 2 gele, 1 paarse, 1 oranje en 1 groene. In het midden van het blauwe water is een gat gemaakt.
Wie aan de beurt komt, gooit de kleurendobbelsteen. Als je blauw dobbelt, heb je geluk. Want dan mag je een eigen knikker meteen door het gat in het water duwen en ben je er definitief van verlost. Dobbel je een andere kleur dan controleer je eerst of het lelieblad in dezelfde kleur nog vrij is (er zit geen andere kikker op). Indien zo mag je een eigen kikker op dat gekleurd lelieblad plaatsen en beslissen of je al dan niet verder speelt. Want als de kleurendobbelsteen een kleur aanwijst van een lelieblad dat reeds bezet is, krijg je de daar aanwezige kikker meteen aan je voorraad toegevoegd en eindigt je speelbeurt meteen. Enkel bij blauw verdwijnen de kikkers meteen in het water.
Wie er als eerste in slaagt al zijn kikkers weg te spelen, wint dit verrassend eenvoudig gokspelletje. Want daar komt het op neer. Kan je weerstaan aan de lokroep om verder te spelen terwijl reeds heel wat leliebladeren bezet zijn (en de kans dus heel groot is om dergelijk kleur te dobbelen)? Hoe goed kunnen je medespelers je overtuigen om toch nog eens te dobbelen of geloof je hen niet als ze beweren dat je nu best stopt? De spanning is te snijden. Jonge kinderen zijn verzot op dit spelsysteem.